GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
zaaknummer 200.303.926/01
arrest van 18 januari 2022
[appellante]
,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd en verblijvende in de [penitentiaire inrichting] ,
locatie [locatie] ,
appellante in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
hierna aan te duiden als: [werkneemster] ,
advocaat: mr. B.H.A. Augustin te Maastricht,
Vita Natura B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
hierna aan te duiden als: [werkgever] ,
advocaat: mr. S.G.J. Habets te Kerkrade,
op het bij exploot van dagvaarding van 10 december 2021 ingeleide hoger beroep van het vonnis in kort geding van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 24 november 2021, gewezen tussen [werkneemster] als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie en [werkgever] als eiseres in conventie, verweerster in reconventie.
3 De beoordeling
3.1.
[werkneemster] is op 5 januari 2009 bij [werkgever] in dienst getreden. Bij brief van 5 maart 2020 heeft [werkgever] [werkneemster] op staande voet ontslagen op grond van een dringende reden. Tussen [werkneemster] en [werkgever] is vervolgens een groot aantal procedures gevoerd. In deze procedures is [werkneemster] telkens (grotendeels) in het ongelijk gesteld.
3.2.
In het bestreden vonnis van 24 november 2021 heeft de kantonrechter in conventie, uitvoerbaar bij voorraad:
- [werkneemster] bevolen te gehengen en te gedogen dat [werkgever] inzage neemt in en kopie en/of uittreksel ontvangt van de ten processe bedoelde in beslag genomen (kopieën van de) documenten, deel uitmakende van de administratie van gedaagde teneinde deze documenten verder te onderzoeken en/of te laten onderzoeken,
- [werkgever] verlof verleend om de in de beschikking van 2 juli 2020 onder zaak nummer 8438951 AZ VERZ 20-39 gegeven veroordeling ten aanzien van de zes potten Glucolin vanaf één dag na betekening van dit vonnis aan [werkneemster] ten uitvoer te leggen bij lijfsdwang en deswege [werkneemster] in gijzeling te doen stellen voor de duur van 30 dagen voor iedere dag dat [werkneemster] niet aan de betreffende veroordeling voldoet,
- [werkgever] verlof verleend om de in de beschikking van 22 april 2021 onder zaak nummer 200.283.957 gegeven veroordeling ten aanzien van de teruggave van de Apple MacBook Air 13 (2017) [nummer] vanaf één dag na betekening van dit vonnis aan [werkneemster] ten uitvoer te leggen bij lijfsdwang en deswege [werkneemster] in gijzeling te doen stellen voor de duur van 30 dagen voor iedere dag dat [werkneemster] niet aan de betreffende veroordeling voldoet,
- [werkgever] verlof verleend om de in het vonnis van 9 december 2020 (en 4 november 2020) onder zaaknummer 8775682 CVF EXPL 20-4580 gegeven veroordeling ten aanzien van het concurrentie- en/of relatiebeding vanaf één dag na betekening van dit vonnis aan [werkneemster] ten uitvoer te leggen bij lijfsdwang en deswege [werkneemster] in gijzeling te doen stellen voor de duur van 30 dagen voor iedere keer dat [werkneemster] het verbod overtreedt,
- [werkgever] verlof verleend om de in het vonnis van 9 december 2020 (en 4 november 2020) onder zaaknummer 8775682 CVF EXPL 20-4580 gegeven veroordeling ten aanzien van het gebruik van de (handels)naam en/of het logo van [werkgever] vanaf één dag na betekening van dit vonnis aan [werkneemster] ten uitvoer te leggen bij lijfsdwang en deswege [werkneemster] in gijzeling te doen stellen voor de duur van 30 dagen voor iedere keer dat [werkneemster] het verbod overtreedt,
- [werkgever] verlof verleend om de in de beschikking van 27 mei 2021 onder zaak nummer C/03/292410/KG RK 21-314 gegeven veroordeling ten aanzien van het verstrekken van alle toegangscodes en wachtwoorden vanaf één dag na betekening van dit vonnis aan [werkneemster] ten uitvoer te leggen bij lijfsdwang en deswege [werkneemster] in gijzeling te doen stellen voor de duur van 30 dagen voor iedere dag dat [werkneemster] niet aan de betreffende veroordeling voldoet,
- [werkgever] verlof verleend om de in de beschikking van 25 oktober 2021 onder zaaknummer 9277471 AZ VERZ 21-75 gegeven veroordeling ten aanzien van het te koop aanbieden en/of leveren van [werkgever] producten en ten aanzien van het benaderen van klanten van [werkgever] vanaf één dag na betekening van dit vonnis aan [werkneemster] ten uitvoer te leggen bij lijfsdwang en deswege [werkneemster] in gijzeling te doen stellen voor de duur van 30 dagen voor iedere dag dat [werkneemster] het verbod overtreedt,
- [werkgever] verlof verleend om de in de beschikking van 25 oktober 2021 onder zaaknummer 9277471 AZ VERZ 21-75 gegeven veroordeling ten aanzien van het gebruik maken van foto’s en/of teksten en/of ontwerpen waarvan het auteursrecht berust bij [werkgever] vanaf één dag na betekening van dit vonnis aan [werkneemster] ten uitvoer te leggen bij lijfsdwang en deswege [werkneemster] in gijzeling te doen stellen voor de duur van 30 dagen voor iedere dag dat [werkneemster] het verbod overtreedt,
- [werkneemster] veroordeeld tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van [werkgever] tot op heden begroot op € 968,52.
De reconventionele vordering van [werkneemster] is afgewezen.
3.3.
Het vonnis is op 29 november 2021 aan [werkneemster] betekend met bevel om binnen de daarbij gestelde termijn aan de inhoud daarvan te voldoen. Op 1 december 2021 is [werkneemster] voor de duur van 210 dagen in gijzeling genomen omdat, zo vermeldt de van de ingijzelingstelling en insluiting opgemaakte akte, aan het bevel van het deurwaardersexploot van 29 november 2021 niet (volledig) is voldaan.
3.4.
[werkneemster] vordert in dit incident dat het hof bepaalt dat de uitgesproken lijfsdwang in het kortgedingvonnis van 24 november 2021 wordt opgeschort tot 2 dagen na de datum van het door het hof in de hoofdzaak te wijzen arrest en dat derhalve appellante – welllicht onder voorwaarden – per direct in vrijheid wordt gesteld.
3.5.
[werkneemster] stelt daartoe dat zij op 1 december 2021 voor de duur van 210 dagen in gijzeling is genomen, dat zij daardoor thans in een Penitentiaire Inrichting verblijft en dat de door haar in hoger beroep aan te voeren gronden van dusdanig gewicht zijn dat de kans dat ze daadwerkelijk gegijzeld moest worden minimaal zijn en zij derhalve thans onrechtmatig wordt vastgehouden. Volgens [werkneemster] dient de gijzeling in ieder geval niet voort te duren zolang de onderhavige procedure in hoger beroep loopt. Zij stelt dat ze haar baan zal verliezen wanneer ze daadwerkelijk 210 dagen gegijzeld zal worden en dat zij te maken zal krijgen met een huisuitzetting en afsluiting van gas, water en elektriciteit.
3.6.
[werkgever] voert gemotiveerd verweer.
3.7.
Bij de beoordeling van een incidentele vordering als hier aan de orde, door het hof gekwalificeerd als een vordering ex artikel 351 Rv, geldt op grond van HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026, het volgende.
a. Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, of diens belang bij zekerheidstelling, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan of bij deze uitvoerbaarheid zonder dat daaraan de voorwaarde van zekerheidstelling wordt verbonden.
b. Bij de toepassing van de onder sub a genoemde maatstaf moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag.
c. Indien de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in de ten uitvoer te leggen uitspraak is gemotiveerd, moet de eiser, afgezien van het geval dat deze beslissing berust op een kennelijke misslag, aan zijn vordering feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die bij het nemen van deze beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.
3.8.
Het hof stelt vast dat de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in het bestreden vonnis niet is gemotiveerd. Daarom zal de incidentele vordering worden beoordeeld aan de hand van de hiervoor onder 3.7 onder (a) en (b) weergegeven maatstaven.
3.9.
Uit de hiervoor weergegeven maatstaven volgt dat het belang van [werkgever] bij handhaving van de uitvoerbaarheid bij voorraad een belangrijk uitgangspunt is. Voor het belang van [werkneemster] bij schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van het bestreden vonnis geldt dat de door [werkneemster] gegeven – summiere – onderbouwing van haar belang nagenoeg volledig steunt op de verwachte uitkomst van het hoger beroep. De kans van slagen van het hoger beroep dient in beginsel echter buiten beschouwing te blijven en [werkneemster] heeft onvoldoende aangevoerd om van dit uitgangspunt af te wijken.
3.10.
Voor zover [werkneemster] aanvoert dat het bestreden vonnis berust op een kennelijke misslag faalt dit beroep. Zij voert daartoe immers slechts aan dat in de procedure die heeft geleid tot de beschikking van 2 juli 2020 [werkgever] in het geheel niet de teruggave van de zes potten Glucolin heeft gevorderd. Het hof overweegt dat, wat hier ook van zij, de voorzieningenrechter in het in de hoofdzaak bestreden vonnis [werkneemster] op straffe van lijfsdwang heeft veroordeeld tot de teruggave van de potten.
3.11.
Ook de overige door [werkneemster] gestelde belangen leiden niet tot een afweging in haar voordeel.
[werkneemster] stelt dat zij door gijzeling van 210 dagen haar baan zal verliezen en te maken zal krijgen met huisuitzetting en afsluiting van gas, water en elektriciteit. [werkneemster] verzuimt echter specifiek te vermelden wat die baan is en meer specifiek waaruit het dreigende verlies daarvan blijkt. Ook vermeldt zij niet wat haar (overige) inkomstenbronnen zijn. In dat licht merkt het hof op dat uit de stukken blijkt dat [werkneemster] vanaf maart 2020 een bijstandsuitkering heeft (had?) en ook inkomsten uit een webshop. Zij heeft onvoldoende onderbouwd aangegeven waarom die inkomsten (volledig) zijn vervallen door haar detentie.
Voor zover [werkneemster] aanvoert dat zij in de onmogelijkheid zou verkeren om de potten Glucolin en de laptop terug te geven, geldt dat in het bestreden vonnis en de daaraan voorafgaande uitspraken anders is geoordeeld. [werkneemster] heeft in de hoofdzaak daartegen gegriefd, zodat het hof in de hoofdzaak daarover zal oordelen. [werkneemster] heeft niets aangevoerd op grond waarvan het hof in het incident voorshands in afwijking van de eerdere beslissingen zou moeten oordelen.
Met haar stelling dat de gijzeling disproportioneel is omdat de rechtbank ook vervangende schadevergoeding had kunnen opleggen, miskent [werkneemster] dat zij hardnekkig heeft geweigerd de potten terug te geven of daarvoor een vergoeding te voldoen.
De door [werkneemster] verrichte concurrerende handelingen heeft [werkgever] vooralsnog voldoende onderbouwd door middel van de gegevens over de Duitse website van [werkneemster] . Hiertegenover heeft [werkneemster] onvoldoende gemotiveerd aangevoerd dat er van concurrerende werkzaamheden geen sprake meer is. Het had op de weg van [werkneemster] gelegen om met meer informatie te komen onder meer, maar niet uitsluitend, in het licht van haar eigen bericht aan haar moeder
van 27 januari 2021 in verband met het beslag op haar uitkering; ‘Tja dan moet ik helaas nog 1 pot CHP meer gaan verkopen p/m’.
[werkneemster] biedt wel aan op eerste verzoek alle actuele wachtwoorden te verstrekken, maar zij geeft daar geen uitvoering aan. Een enkel aanbod is niet voldoende, temeer nu [werkneemster] niet motiveert waarom er nu wel op kan worden vertrouwd dat zij haar aanbod gestand doet. Zij kan gewoon op ieder willekeurig moment die wachtwoorden daadwerkelijk verstrekken.
Het vonnis van de voorzieningenrechter is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. [werkneemster] voert aan dat het vonnis pas ten uitvoer gelegd kan worden indien het onherroepelijk is, maar die stelling vindt geen steun in het recht.
3.12.
De slotsom is dat onvoldoende is gebleken dat het belang van [werkneemster] bij behoud van de bestaande toestand tot op het hoger beroep is beslist, zwaarder weegt dan het belang van [werkgever] bij (voortzetting van) de tenuitvoerlegging van het vonnis.
De incidentele vordering zal worden afgewezen. De beslissing over de kosten van het incident zal worden gereserveerd tot de einduitspraak.
3.13.
De zaak staat op de dag van deze uitspraak voor memorie van antwoord. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.