In het kader van de kortgedingprocedure tot wedertewerkstelling en loondoorbetaling heeft [de werkgever] ook een vals document in het geding gebracht. Het gaat om een op 9 oktober 2018 gedateerde brief, met daarop geplaatste handtekeningen van [HR manager] en [de werknemer] .
[de werknemer] betwist dat hij deze brief ooit heeft gezien of ondertekend. Ook [HR manager] verklaart ter zitting in hoger beroep dat deze brief van 9 oktober 2018, anders dan de hiervoor onder 3.2.3. weergegeven brief van 8 oktober 2018, haar niet bekend is en zij betwijfelt of haar handtekening onder die brief echt is. Zij erkent wel dat zij de brief, kennelijk als onderdeel van een dossier, aan de advocaat van [de werkgever] heeft gegeven. Een collega van haar heeft de brief gedownload, aldus [HR manager] .
Gelet op de verklaringen van [HR manager] en [de werknemer] staat voldoende vast dat sprake is van een vervalst document. Beiden betwisten immers hun handtekening geplaatst te hebben.
Daarbij komt dat deze vervalste brief een andere strekking (en andere rechtsgevolgen) heeft dan de hiervoor onder 3.2.3 weergegeven brief van 8 oktober 2018 en de onder 3.2.4. weergegeven arbeidsovereenkomst van 19 oktober 2018. Dat blijkt uit het volgende.
In de brief van 8 oktober 2018 schrijft [de werkgever] dat partijen hebben afgesproken dat [de werkgever] [de werknemer] hersteld zal melden met ingang van 8 oktober 2018 en [de werknemer] met ingang van die datum officieel start in de functie van Allround medewerker. De aanhef van die brief luidt Betreft: Einde verzuim & Nieuwe functie.
In de vervalste brief, gedateerd op 9 oktober 2018, luidt de aanhef Betreft: re-integratie spoor 1 in nieuwe functie. Verder schrijft [de werkgever] in die brief dat partijen hebben afgesproken dat [de werknemer] met ingang van 8 oktober 2018 zal re-integreren in de functie van Allround medewerker, dat de bedrijfsarts in dit 1e spoortraject wordt betrokken en dat die adviezen worden meegenomen in de re-integratie.
De kantonrechter in de kortgedingprocedure heeft gewicht toegekend aan deze vervalste brief van 9 oktober 2018. Hij heeft de stelling van [de werknemer] dat de 104 weken periode niet was verstreken omdat een nieuwe functie overeengekomen was niet aannemelijk geacht, mede op grond van de (thans vals gebleken) brief van 9 oktober 2018.
Het hof acht het ernstig verwijtbaar dat [de werkgever] een vervalste brief in die kortgedingprocedure in het geding heeft gebracht ter adstructie van een standpunt waarover partijen van mening verschilden. [de werkgever] heeft weersproken dat zij bewust heeft willen misleiden. Zij stelt dat de werkzaamheden plaatsvonden in het kader van re-integratie. Zij biedt bewijs aan dat altijd is gefocust op re-integratie en van het verloop van de re-integratie. Dat neemt echter niet weg dat [de werkgever] in strijd met haar verplichting om relevante feiten volledig en naar waarheid aan te voeren, een brief met vervalste handtekeningen in het geding heeft gebracht om de juistheid van haar standpunt aan te tonen. Juist dat rekent het hof [de werkgever] zwaar aan. Het bewijsaanbod wordt daarom als niet relevant voor de beslissing gepasseerd.