[de werknemer] heeft het hof verzocht bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
I. a) (primair) de arbeidsovereenkomst ex artikel 7:683 BW jo 3:300 BW te herstellen vanaf 1 september 2021, althans vanaf een door het hof te bepalen datum, dan wel
b) (subsidiair) [de werkgever] te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van deze beschikking de arbeidsovereenkomst met terugwerkende kracht te herstellen vanaf 1 september 2021, althans op een door het hof te bepalen datum, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag dat [de werkgever] in gebreke blijft;
II. [de werkgever] te veroordelen tot betaling aan [de werknemer] van het achterstallige salaris, inclusief vakantiebijslag en overige emolumenten, vanaf de datum bedoeld onder I., te vermeerderen met de wettelijke verhoging en wettelijke rente;
III. [de werkgever] te veroordelen met terugwerkende kracht per datum herstel arbeidsovereenkomst weer aan te melden bij de geldende pensioenregeling onder afdracht van de verschuldigde pensioenpremies dusdanig dat [de werknemer] geen pensioenschade lijdt;
IV. [de werkgever] te veroordelen tot wedertewerkstelling van [de werknemer] in zijn eigen werkzaamheden voor zover hij hier medisch gezien toe in staat is, dan wel hem toe te laten tot passende reïntegratiewerkzaamheden binnen 48 uur na betekening van deze beschikking, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag dat [de werkgever] in gebreke blijft;
V. indien de arbeidsovereenkomst niet aansluitend op 1 september 2021 wordt hersteld, de voorziening te treffen dat [de werkgever] wordt veroordeeld tot betaling aan [de werknemer] van een bedrag van € 6.666,72 (maandsalaris plus 8% vakantiegeld) dan wel een door het hof te bepalen bedrag voor iedere maand dat de onderbreking duurt, zulks ter compensatie van het door [de werknemer] geleden nadeel alsmede [de werkgever] te veroordelen tot het betalen aan [de werknemer] van eventueel geleden pensioenschade, vast te stellen door een aan te stellen onafhankelijke deskundige op kosten van [de werkgever] ;
VI. indien de onder I. bedoelde datum zes maanden of langer na 1 september 2021 ligt, de voorziening te treffen dat beide arbeidsovereenkomsten samen moeten worden genomen voor alle arbeidsrechtelijke regelingen waarvoor de doorbrekingstermijn van zes maanden nadelige gevolgen heeft voor [de werknemer] ;
VII. [de werkgever] te veroordelen in de kosten van beide instanties, het salaris van de advocaat van [de werknemer] daaronder begrepen.
Subsidiair
I. met inachtneming van artikel 7:683 lid 3 BW [de werkgever] te veroordelen tot betaling aan [de werknemer] van een billijke vergoeding van € 250.000,-- bruto dan wel een door het hof te bepalen bedrag;
II. indien het hof tot het oordeel komt dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst in eerste aanleg terecht heeft ontbonden, maar dat sprake was van ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van [de werkgever] , verzoekt [de werknemer] :
a. [de werkgever] te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding ex artikel 7:671b lid 9 onder c BW aan [de werknemer] van € 250.000,-- dan wel een door het hof te bepalen bedrag;
b. de datum van ontbinding te bepalen op 1 oktober 2021 in plaats van 1 september 2021 en [de werkgever] te veroordelen tot het binnen twee weken na betekening van deze beschikking te betalen aan [de werknemer] zijn laatstverdiende salaris inclusief emolumenten over de maand september 2021;
c. [de werkgever] te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding, berekend op 1 oktober 2021 in plaats van 1 september 2021, ter hoogte van € 8.244,55 bruto;
III. indien het hof bepaalt dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst op de i-grond had moeten ontbinden in plaats van de g-grond, verzoekt [de werknemer] het hof tot aanpassing van de bestreden beschikking in die zin dat [de werkgever] wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van anderhalf keer de transitievergoeding, zijnde € 12.021,69 in plaats van de reeds betaalde transitievergoeding van € 8.014,46 bruto of een door het hof te betalen bedrag;
IV. [de werkgever] te veroordelen in de kosten van beide instanties, het salaris van de advocaat van [de werknemer] daaronder begrepen.