Als gesteld en niet (voldoende) betwist vormen de volgende feiten voor het hof het uitgangspunt.
a. De op [geboortedatum] 1975 geboren [geïntimeerde] is met ingang van 1 mei 2002 als uitzendkracht in de functie van magazijnmedewerker gaan werken bij de DHL-vestiging in [vestigingsplaats] . Op grond van arbeidsovereenkomst was [geïntimeerde] sinds 1 mei 2003 in vaste dienst van DHL als warehouse operator voor 40 uren per week. Tot zijn werkzaamheden behoorden onder meer het verplaatsen van goederen met een TSP-truck, heftruck of reachtruck, het sorteren van goederen en het daartoe verzamelen van orders die vanuit een ander deel van het bedrijf in kokers per buizenpost werden verzonden.
Op 4 december 2007 omstreeks 15.00 uur is [geïntimeerde] tijdens zijn werk een ongeval overkomen (hierna: het bedrijfsongeval) waarna [geïntimeerde] met ernstig hoofdletsel naar het ziekenhuis is vervoerd.
Inspecteur [persoon A] van de Arbeidsinspectie heeft na onderzoek een op 11 januari 2008 gedateerde ongevalsrapport opgemaakt dat vermeldt: “(…)
Bevindingen onderzoek
Op dinsdag 4 december 2007, omstreeks 15.00 uur, was het slachtoffer, [geïntimeerde]
, met de reachtruck aan het werk (…). Wanneer er nieuwe orders zijn
krijgt hij een telefoontje dat de order in het mandje van de buizenpost ligt
(...). Er zijn geen getuigen van het ongeval (…) en het slachtoffer [hof: kan]
zich van de gehele dag niets herinneren (…). Het slachtoffer heeft
waarschijnlijk een telefoontje gekregen dat er een nieuwe order onderweg
was. Hij is met zijn reachtruck naar de buizenpost gereden om deze
orderkoker op te halen. Kennelijk wilde hij de koker uit de buizenpost
opvangen waardoor hij met zijn hoofd naar voren uit de reach-truck hing.
Waarschijnlijk heeft hij toen per ongeluk het gaspedaal ingedrukt waardoor
de reachtruck in beweging kwam en hij met zijn hoofd bekneld kwam te zitten
tussen de buizenpost en de reachtruck. Kennelijk is dat nogal hard gedaan
gezien de schade aan de buizenpost en het feit dat de gehele stuurkolom is
afgebroken. De theorie dat het waarschijnlijk zo heeft plaatsgevonden is
gebaseerd op de plek waar hij met zijn hoofd bekneld is aangetroffen (... ).
Gezien de schade en het feit dat enkele collega's een harde klap hebben
gehoord doet vermoeden dat hij vol gas heeft gegeven.
De reach-truck vertoonde geen mankementen en het slachtoffer was zeer
ervaren. Hij werkt reeds zeven jaar bij dit bedrijf en rijdt op alle beschikbare
arbeidsmiddelen. Hij is tevens in het bezit van een heftruck-certificaat en
heeft nog diverse interne opleidingen gevolgd.
Tijdens mijn onderzoek heb ik geen verband kunnen vaststellen tussen een
overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet en de oorzaak van het (…)
meldingsplichtige arbeidsongeval (…). In verband hiermee heb ik volstaan
met het opmaken van dit ongevalsrapport.
( ...)”
In een brief van 19 oktober 2012 heeft (de gemachtigde van) [geïntimeerde] DHL aansprakelijk gesteld voor de door [geïntimeerde] als gevolg van het bedrijfsongeval geleden en nog te lijden schade. DHL heeft deze brief doorgestuurd naar haar bedrijfsaansprakelijkheidsverzekeraar AIG die de aansprakelijkheid van DHL voor de gevolgen van het bedrijfsongeval steeds van de hand heeft gewezen.
Door het bedrijfsongeval heeft [geïntimeerde] blijvend hersenletsel opgelopen. Hij heeft klachten ontwikkeld die passen bij niet aangeboren hersenletsel en posttraumatische epilepsie. [geïntimeerde] is met ingang van maart 2013 voor 59,39% arbeidsongeschikt beoordeeld in de zin van de WIA.