[de werknemer] heeft in hoger beroep het hof verzocht, bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de beschikking waarvan beroep te vernietigen en [de werkgever] te veroordelen tot terugbetaling van hetgeen [de werknemer] op grond van die beschikking heeft voldaan;
II. de zaak terug te verwijzen naar de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Bergen op Zoom, om te beslissen in de hoofdzaak met als (gewijzigde) verzoeken in de hoofdzaak:
a. [de werkgever] te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding van
€ 31.089,78 bruto, dan wel de in goede justitie te bepalen transitievergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2023, onder gelijktijdige verstrekking van een deugdelijke specificatie daarvan aan [de werknemer] ;
b. [de werkgever] te veroordelen tot betaling van de achterstallige vakantietoeslag van € 8.266,02 bruto, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag aan vakantietoeslag;
c. [de werkgever] te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de vakantietoeslag onder II.b., met dien verstande dat deze rente als volgt wordt berekend:
i. over € 1.180,86 bruto vanaf 1 juli 2021;
ii. over € 4.723,44 bruto vanaf 1 juli 2022 en
iii. over € 2.361,72 bruto vanaf 1 februari 2023,
dan wel een in goede justitie te bepalen wettelijke rente;
d. [de werkgever] te veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van 50% over de toegewezen achterstallige vakantietoeslag dan wel een in goede justitie te bepalen percentage;
III. met veroordeling van [de werkgever] in de proceskosten van dit hoger beroep en in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskostenveroordeling vanaf veertien dagen na de in hoger beroep te wijzen beschikking.
Een en ander onder afgifte van een certificaat volgens het modelformulier Bijlage V als bedoeld in artikel 54 EVEX II.