17 november 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/214HR
RM/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie, eiser in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. B.T.M. van der Wiel.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploot van 19 december 2001 verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - gedagvaard voor de rechtbank te 's-Hertogenbosch en gevorderd voor recht te verklaren dat [verweerder] aansprakelijk is voor de bij [eiser] als gevolg van het in de inleidende dagvaarding omschreven handelen van [verweerder] veroorzaakte schade, nader op te maken bij staat.
Na verstekverlening heeft de rechtbank bij vonnis van 1 februari 2002 de vordering toegewezen.
Bij exploot van 25 maart 2002 is [verweerder] tegen dit vonnis in verzet gekomen. [Verweerder] heeft in oppositie gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, verklaart dat hij terecht in verzet is gekomen tegen het vonnis van de rechtbank van 1 februari 2002, dit vonnis vernietigt en [eiser] alsnog in zijn vorderingen niet-ontvankelijk verklaart dan wel hem deze ontzegt.
De rechtbank heeft bij vonnis van 9 juli 2003 het verstekvonnis van 1 februari 2002 vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van [eiser] afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. In hoger beroep heeft [eiser] zijn eis vermeerderd en geconcludeerd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, kort gezegd:
a. de oorsprondelijke vordering van [eiser] alsnog zal toewijzen;
b. [verweerder] zal veroordelen aan [eiser] een voorschot van € 10.000,-- te betalen.
[Verweerder] heeft voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 1 februari 2005 heeft het hof in het principaal appel het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. [Verweerder] heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel in het principale beroep
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 460,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, J.C. van Oven en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 17 november 2006.