Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:HR:2009:BI6315

Hoge Raad
18-12-2009
18-12-2009
07/11057
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BI6315
In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2007:BA6991, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Civiel recht
Cassatie

Vervoerrecht. Internationaal goederenvervoer over de weg; CMR-Verdrag; werkingssfeer verjaringsregeling van art. 32 CMR; toepassing verjaringsregeling op verklaring voor recht dat sprake is van beperkte aansprakelijkheid; verjaringstermijn.

Rechtspraak.nl
RvdW 2010, 29
S&S 2010, 25
NJ 2010/481 met annotatie van K.F. Haak
NJB 2010, 44
JWB 2009/496

Uitspraak

18 december 2009

Eerste Kamer

07/11057

EV/EE

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

FORTIS CORPORATE INSURANCE N.V.,

gevestigd te Antwerpen, België,

EISERES tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,

advocaten: mrs. D. Stoutjesdijk en K. Teuben,

t e g e n

1. UNI-DATA LOGISTICS B.V.,

gevestigd te Venlo,

2. UPS SCS (NEDERLAND) B.V.,

gevestigd te Eindhoven,

VERWEERSTERS in cassatie, eiseressen in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,

advocaat: mr. E. Grabandt.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Fortis en Uni-Data c.s.

1. Het geding in feitelijke instanties

Uni-Data c.s. hebben bij exploot van 5 november 2004 Fortis gedagvaard voor de rechtbank 's-Hertogenbosch en gevorderd, kort gezegd, voor recht te verklaren dat Uni-Data c.s. niet verder aansprakelijk zijn jegens Fortis dan tot het bedrag waartoe zij bij vonnis van 20 september 2004 reeds zijn veroordeeld in de procedure voor het Landgericht Stuttgart.

Fortis heeft de vordering bestreden.

De rechtbank heeft, na een comparitie van partijen te hebben gelast, bij vonnis van 13 juli 2005 (verbeterd bij herstelvonnis van 24 augustus 2005) de vordering toegewezen.

Tegen dit vonnis heeft Fortis hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Bij arrest van 22 mei 2007 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.

Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft Fortis beroep in cassatie ingesteld. Uni-Data c.s. hebben voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten voor Fortis mede door mr. K. Teuben, advocaat bij de Hoge Raad en voor Uni-Data c.s. mede door mr. J. Brandt, ook advocaat bij de Hoge Raad.

De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt ertoe dat de Hoge Raad de beslissing op het principaal beroep zal aanhouden en het geding zal schorsen totdat het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen naar aanleiding van het verzoek van de Hoge Raad, gedaan bij beschikking van 28 november 2008, nr. 07/12652, LJN: BF0419, NJ 2008, 623, uitspraak zal hebben gedaan.

De advocaat van Uni-data c.s. heeft bij brief van 12 juni 2009 op die conclusie gereageerd.

Op verzoek van de Hoge Raad heeft Advocaat-Generaal L. Strikwerda een nadere conclusie genomen waarbij hij volhardt bij zijn reeds ter rolle van 29 mei 2009 bereikte conclusie.

Bij brief van 2 oktober 2009heeft de advocaat van Unidata c.s. op die nadere conclusie gereageerd.

3. Beoordeling van het middel in het principale en het incidentele beroep

3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

(i) Uni-Data heeft in opdracht van Ingram Micro Frameworks B.V. (hierna: Ingram) op of omstreeks 1 maart 2002 het vervoer over de weg onder CMR-Vrachtbrief nr. NL 636457 op zich genomen van 299 colli computers verdeeld over 19 pallets met een totaal gewicht van 4485 kg van Rosmalen naar Ditzingen in Duitsland.

(ii) Uni-Data heeft dit vervoer uitbesteed aan Cabooter Internationale Expeditie B.V., die op haar beurt Cabooter Int. Sneltransport B.V. (hierna: Cabooter), heeft ingeschakeld.

(iii) Tijdens dit transport zijn in de nacht van 2 op 3 maart 2002 180 computers gestolen, waarvan er later 51 zijn teruggevonden. De trailer met de lading computers was geparkeerd in een loods te Blerick, die door Cabooter werd gebruikt. Deze loods was voorzien van een alarminstallatie.

(iv) Fortis heeft de door Ingram als gevolg van voormelde diefstal geleden schade vergoed. Als gesubrogeerde verzekeraar heeft Fortis op 28 februari 2003 bij het Landgericht Stuttgart een procedure aanhangig gemaakt tegen zowel Uni-Data als Cabooter. In deze procedure heeft Fortis zich op het standpunt gesteld dat Uni-Data c.s. aansprakelijk zijn voor de door Ingram geleden schade en op de voet van art. 23 lid 3 CMR-Verdrag, Trb. 1957, 84 (hierna: CMR) van hen schadevergoeding gevorderd.

(v) Bij vonnis van 20 september 2004 heeft het Landgericht Uni-Data en Cabooter veroordeeld tot betaling aan Fortis van het bedrag van de aansprakelijkheidslimiet ingevolge art. 23 lid 3 CMR ad € 19.596,93.

(vi) Fortis heeft aan Uni-Data laten weten aanspraak te maken op vergoeding van de gehele schade uit hoofde van art. 29 CMR. Hiertoe heeft Fortis op 19 januari 2005 in Duitsland tegen Uni-Data c.s. een procedure aanhangig gemaakt.

3.2 Uni-Data c.s. hebben Fortis gedagvaard voor de rechtbank 's-Hertogenbosch en een verklaring voor recht gevorderd dat zij niet verder aansprakelijk zijn jegens Fortis dan tot het bedrag waartoe zij reeds zijn veroordeeld bij het hiervoor in 3.1 onder (v) vermelde vonnis. Fortis heeft zich tegen deze vordering verweerd met de stelling dat de gevorderde verklaring voor recht ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding op grond van het bepaalde in art. 32 lid 1 CMR reeds was verjaard. Uni-Data c.s. hebben het beroep van Fortis op verjaring bestreden met de stelling dat een vordering strekkende tot verklaring voor recht niet aan verjaring onderhevig is en dat, voor zover dat wel het geval mocht zijn, de door hen ingestelde vordering valt onder de in art. 32 lid 1 CMR bedoelde verjaringstermijn van drie jaar welke termijn ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding nog niet was verstreken.

De rechtbank heeft in haar eindvonnis het beroep van Fortis op verjaring verworpen en de vordering van Uni-Data c.s. toegewezen. Daartoe heeft de rechtbank overwogen, dat de vordering van Uni-Data c.s. weliswaar een vordering is als bedoeld in art. 32 lid 1 CMR en derhalve aan verjaring onderhevig is (rov. 4.3), maar dat op de vordering, nu Uni-Data c.s. daarmee willen laten vaststellen dat zij niet aansprakelijk zijn op grond van art. 29 CMR, de in art. 32 lid 1 CMR bedoelde verjaringstermijn van drie jaar van toepassing is, zodat de vordering binnen de verjaringstermijn aanhangig is gemaakt (rov. 4.5). Voorts oordeelde de rechtbank dat de schade niet is voortgesproten uit opzet of schuld van Uni-Data c.s. in de zin van art. 29 CMR (rov. 4.11).

In hoger beroep heeft het hof het bestreden vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Het hof heeft daartoe overwogen, dat in een geval als het onderhavige een verjaringstermijn van één jaar geldt, indien geen sprake is van opzet of grove schuld. Dit betekent volgens het hof echter niet dat de rechtbank had dienen te beslissen dat de verjaringstermijn voor Uni-Data c.s. is verlopen, nu een onderscheid dient te worden gemaakt tussen enerzijds het (niet voor verjaring vatbare) recht en de (wel voor verjaring vatbare) rechtsvordering en het hier niet gaat om het instellen van een eis van de zijde van degene die een recht pretendeert, maar om een eis van de zijde van de wederpartij welke eis ertoe strekt in rechte te doen vaststellen dat de door de gerechtigde gepretendeerde vordering niet bestaat. Aangezien de extinctieve verjaring ertoe strekt dat na het verlopen van een door de wet bepaalde tijdsduur gedurende welke zich geen door de wet relevant beschouwde feiten voordoen waaruit blijkt dat de crediteur aanspraak maakt op zijn recht, de debiteur niet meer tot nakoming kan worden aangesproken indien hij zich op het verstrijken van die termijn beroept, is de onderhavige vordering tot het doen van een verklaring voor recht dat het door Fortis gepretendeerde recht niet bestaat, niet aan verjaring onderhevig. (rov. 4.5.1)

3.3 Onderdeel 1 van het principale beroep komt op tegen het oordeel van het hof dat de door Uni-Data c.s. in de onderhavige procedure ingestelde vordering tot het doen van een verklaring voor recht niet aan verjaring onderhevig is, en strekt ten betoge dat het hof hiermee heeft miskend, dat deze vordering onder de werkingssfeer van art. 32 CMR valt en is onderworpen aan de verjaringstermijn van één jaar, nu naar de in hoger beroep niet bestreden vaststelling van de rechtbank geen sprake is van opzet of daaraan gelijk te stellen schuld als bedoeld in art. 29 en 32 lid 1 CMR.

3.4 Het middel betreft een vraag van uitleg van art. 32 CMR, derhalve van eenvormig privaatrecht, die dient te worden beantwoord aan de hand van de maatstaven van de art. 31 en 32 van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht van 1969, Trb. 1972, 51 (vgl. o.m. HR 29 juni 1990, nr. 13672, NJ 1992, 106 en HR 21 februari 1997, nr. 16216, NJ 1998, 416). Op grond van art. 31 lid 1 van het Verdrag van Wenen moet art. 32 CMR worden uitgelegd overeenkomstig de gewone betekenis van de termen van deze bepaling met inachtneming van de context en in het licht van voorwerp en doel van het CMR-Verdrag. Uit art. 31 lid 3, onder b, Verdrag van Wenen volgt dat behalve met de context ook rekening moet worden gehouden met ieder later gebruik in de toepassing van het verdrag waardoor overeenstemming van de verdragspartijen inzake de uitlegging van het verdrag is ontstaan, hetgeen meebrengt dat ook de heersende opvatting in de rechtspraak en literatuur van de verdragslanden een primair interpretatiemiddel bij de uitleg van het CMR-Verdrag vormt. Voorts geldt dat voor de uitleg van het CMR-Verdrag geen gebruik kan worden gemaakt van de wordingsgeschiedenis van het verdrag omdat geen verslag of documentatie van de voorbereidende werkzaamheden ("travaux préparatoires") is gepubliceerd of anderszins voor publieke inzage beschikbaar is, zodat het bepaalde in art. 32 Verdrag van Wenen bij de uitleg van het CMR-Verdrag niet kan worden toegepast. (vgl. HR 29 juni 1990, nr. 13672, NJ 1992, 106)

3.5 Uit de authentieke Engelse respectievelijk Franse tekst van art. 32 CMR - "an action arising out of carriage under this Convention" respectievelijk "les actions auxquelles peuvent donner lieu les transports soumis à la présente Convention" - moet worden afgeleid dat ook een vordering van de CMR-vervoerder voor recht te verklaren dat hij niet dan wel beperkt aansprakelijk is voor beschadiging of verlies van de lading onder de werkingssfeer van art. 32 CMR valt. Zulks is ook in overeenstemming met het doel en de strekking van de verjaringsregeling van art. 32 CMR, die met korte verjaringstermijnen beoogt in de transportsector rechtszekerheid te verschaffen en bewijsnood te voorkomen. Voorts moet in overeenstemming met BGH 20 november 2003, I ZR 102/02, European Transport Law 2004, p. 255 en BGH 20 november 2003, I ZR 294/02, European Transport Law 2004, p. 264, worden aangenomen dat art. 31 CMR - en daarmee tevens art. 32 CMR, dat dezelfde werkingssfeer heeft als art. 31 CMR (vgl. BGH 20 november 2008, I ZR 70/06, European Transport Law 2009, p. 303) - ook van toepassing is op een dergelijke vordering tot verklaring voor recht. Hieraan doet niet af dat het hier gaat om een door de vervoerder gevorderde verklaring voor recht dat deze voor de ontstane schade beperkt aansprakelijk is, en dat art. 32 CMR ziet op "rechtsvorderingen", terwijl art. 31 CMR spreekt van "rechtsgedingen". Bovenstaande uitleg is bovendien in overeenstemming met de heersende opvatting in de rechtspraak en de literatuur, dat art. 32 CMR een ruime werkingssfeer heeft en ziet op alle vorderingen van bij een CMR-vervoerovereenkomst betrokken personen die met die overeenkomst voldoende samenhang vertonen (vgl. o.m. HR 11 februari 2000, nr. C98/207, NJ 2000, 420, OGH Österreich 18 september 1985, Transportrecht 1987, p. 219; BGH 20 november 2008, I ZR 70/06, European Transport Law 2009, p. 303).

3.6 Ingevolge art. 32 lid 1 CMR verjaren rechtsvorderingen waartoe een aan het CMR-Verdrag onderworpen vervoer aanleiding geeft door verloop van een jaar. Hierop geldt slechts als uitzondering dat de verjaringstermijn drie jaar is in geval van opzet of van schuld welke volgens de wet van het gerecht waarvoor de vordering aanhangig is, met opzet gelijkgesteld wordt. Zoals in de nadere conclusie van de Advocaat-Generaal onder 9 is uiteengezet, kan een vordering als de onderhavige waarbij een verklaring voor recht wordt gevraagd dat geen sprake is van opzet of van daarmee gelijk te stellen schuld, niet onder de uitzondering vallen, omdat toewijzing van een dergelijke vordering impliceert dat van opzet of daarmee gelijk te stellen schuld geen sprake is. De vordering van Uni-Data c.s. verjaart derhalve door verloop van één jaar, hetgeen naast het slagen van onderdeel 1 van het principale cassatieberoep tevens het falen meebrengt van de klacht van het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep, dat indien de vordering van Uni-Data c.s. onder de werkingssfeer van art. 32 lid 1 CMR valt, deze verjaart na verloop van drie jaren.

3.7 De Hoge Raad kan zelf de zaak afdoen, omdat uit het voorgaande volgt dat geen andere beslissing mogelijk is dan afwijzing van de vordering van Uni-Data c.s. wegens de verjaring daarvan, zonder dat wordt toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van de vordering.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

in het principale beroep:

vernietigt het arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 22 mei 2007;

vernietigt de vonnissen van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 13 juli 2005 en 24 augustus 2005;

wijst de vordering van Uni-Data c.s. af;

veroordeelt Uni-Data c.s. in de kosten van de procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van Fortis begroot:

- in eerste aanleg op € 1.145,--;

- in hoger beroep op € 1.270,60;

- in cassatie op € 452,03 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris;

in het incidentele beroep:

verwerpt het beroep;

veroordeelt Uni-Data c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Fortis begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A. Hammerstein, J.C. van Oven, F.B. Bakels en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 18 december 2009.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.