18 december 2009
Eerste Kamer
08/04579
DV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. S.F. Sagel, thans mr. R.A.A. Duk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiser] heeft bij exploot van 22 januari 2004 [verweerster] gedagvaard voor de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam, en gevorderd, kort gezegd, de betaling door [verweerster] aan [eiser] van:
- een bedrag van € 2.974,64 bruto ter zake van niet volgens het geldend salaris betaalde uren;
- een bedrag groot € 478,10 bruto ter zake van achterstallig vakantiegeld, 13e maand en verplichte CAO-uitkering;
- een bedrag groot € 2.872,34 bruto ter zake van niet betaalde eindejaarsuitkering en 13e maand over 2003;
- een bedrag groot € 3.162,54 ter zake van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW;
- alle bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 oktober 2003 tot aan de dag der algehele voldoening.
[Verweerster] heeft de vordering bestreden en, in reconventie, gevorderd, kort gezegd:
- voor recht te verklaren dat [eiser] tijdens zijn dienstverband wanprestatie heeft gepleegd;
- [eiser] te veroordelen tot vergoeding van de door [verweerster] geleden schade;
- voor recht te verklaren dat [eiser] het concurrentie-beding heeft overtreden;
- betaling door [eiser] van een boete van € 45.378,--, met wettelijke rente;
- betaling van de boete van € 908,-- per dag vanaf 2 oktober 2003 tot de dag dat [eiser] zijn concurrerende activiteiten heeft gestaakt, met wettelijke rente;
- [eiser] te bevelen het concurrentiebeding na te komen op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- per dag(deel).
Na een tussenvonnis van 8 maart 2005 en een mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bij tussenvonnis van 18 oktober 2005 [verweerster] in conventie veroordeeld tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 2.974,64 bruto en een bedrag van € 478,10 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 oktober 2003 tot aan de dag der algehele voldoening, en iedere verdere beslissing aangehouden. In reconventie heeft de kantonrechter, alvorens nader te beslissen, zowel [eiser] als [verweerster] toegelaten tot nadere bewijslevering.
Bij eindvonnis van 14 november 2006 heeft de kantonrechter in conventie het meer of anders gevorderde afgewezen. In reconventie heeft de kantonrechter:
- voor recht verklaard dat [eiser] tijdens zijn dienstverband wanprestatie heeft gepleegd;
- [eiser] veroordeeld tot vergoeding van de schade die [verweerster] daardoor lijdt;
- voor recht verklaard dat [eiser] tijdens het dienstverband het concurrentiebeding heeft overtreden;
- [eiser] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 75.000,-- ter zake van verbeurde boetes door overtreding van het concurrentiebeding, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 51.734,-- met ingang van 9 oktober 2003 tot aan de dag der algehele voldoening en vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 23.266,-- vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- [eiser] bevolen het concurrentiebeding na te komen op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- per dag of deel van een dag dat [eiser] nalaat aan het bevel te voldoen voor de duur van het concurrentiebeding.
Tegen de tussenvonnissen van de kantonrechter van 8 maart 2005 en 18 oktober 2005 en het eindvonnis van 14 november 2006 heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. [Verweerster] heeft voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld en daarbij haar eis gewijzigd.
Het hof heeft, na mondelinge behandeling, bij arrest van 5 juni 2008 [eiser] niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen het tussenvonnis van de kantonrechter van 8 maart 2005. Voorts heeft het hof het bestreden eindvonnis vernietigd, doch uitsluitend voor wat betreft de veroordeling van [eiser] tot betaling van een bedrag van € 75.000,-- en het bevel aan [eiser] het concurrentiebeding na te komen. Het hof heeft, in zoverre opnieuw rechtdoende:
- [eiser] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 50.000,-- ter zake van verbeurde boetes door overtreding van het concurrentiebeding, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 9 oktober 2003 tot aan de dag der algehele voldoening;
- het gevorderde bevel aan [eiser] het concurrentiebeding na te komen op straffe van een dwangsom afgewezen;
- [eiser] veroordeeld tot terugbetaling aan [verweerster] van een bedrag van € 4.469,93 ter zake van onder meer onverschuldigd loon.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 30 oktober 2009 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 1.571,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 18 december 2009.