20 april 2010
Strafkamer
nr. 07/11527
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 23 juli 2004, nummer 23/004002-01, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, behoudens voor zover daarbij het vonnis van de Politierechter is vernietigd, en tot nietigverklaring van de inleidende dagvaarding.
2. Beoordeling van het tweede middel
2.1. Het middel behelst onder meer de klacht dat de stukken van het geding in het ongerede zijn geraakt, zodat de bestreden uitspraak in cassatie niet kan worden getoetst.
2.2. Aan de Hoge Raad zijn op de voet van art. 434, eerste lid, Sv alleen toegezonden een "uittreksel" van de bestreden uitspraak, een afschrift van de aantekening mondeling vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Alkmaar van 31 januari 2001 en een afschrift van de akte waarbij het cassatieberoep is ingesteld.
Blijkens een bij de Hoge Raad ingekomen brief van de voorzitter van de strafsector van het Gerechtshof te Amsterdam van 22 oktober 2008 is het dossier in de onderhavige zaak in het ongerede geraakt. Nadien is door de Hoge Raad tevergeefs navraag naar het dossier gedaan bij het Gerechtshof te Amsterdam en bij de Rechtbank te Alkmaar.
Dat brengt mee dat het er in cassatie voor moet worden gehouden dat het dossier niet meer beschikbaar zal komen. Aangezien de bestreden uitspraak in cassatie niet kan worden getoetst, kan zij niet in stand blijven. De Hoge Raad zal de zaak om doelmatigheidsredenen zelf afdoen en de inleidende dagvaarding nietig verklaren, nu na verwijzing of terugwijzing van de zaak de rechter naar wie de zaak zou worden verwezen of teruggewezen niet in staat zou zijn te beraadslagen en beslissen op de grondslag van de tenlastelegging.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de middelen voor het overige geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, behoudens voor zover daarbij het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Alkmaar van 31 januari 2001 mocht zijn vernietigd;
verklaart de inleidende dagvaarding nietig.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken op 20 april 2010.