22 juni 2012
Eerste Kamer
11/02186
EV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. J.C.J. Smallenbroek,
t e g e n
1. STICHTING VUT-FONDS OVERHEIDSPERSONEEL,
gevestigd te Heerlen,
2. STICHTING PENSIOENFONDS ABP,
gevestigd te Heerlen,
VERWEERSTERS in cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. P. Garretsen, thans mr. P.S. Kamminga.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres], het Vut-fonds en het ABP.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 314548 CV EXPL 08-10166 van de kantonrechter te Heerlen van 15 april 2009;
b. het arrest in de zaak HD 200.037.669 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 11 januari 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het Vut-fonds en het ABP hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor het Vut-fonds en het ABP toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van het Vut-Fonds en het ABP begroot op € 781,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk en M.A. Loth, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 22 juni 2012.