7 september 2012
Eerste Kamer
12/01106
TT/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. M.A.R. Schuckink Kool,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN (MINISTERIE VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE),
zetelende te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J.W.H. van Wijk en mr. G.C. Nieuwland.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de Staat.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 408889 / KG ZA 11-1446 van de voorzieningenrechter te 's-Gravenhage van 16 januari 2012;
b. het arrest in de zaak 200.100.744/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 14 februari 2012.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor de Staat toegelicht door haar advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 20 juni 2012 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Staat begroot op € 799,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is vastgesteld op 23 augustus 2012 en gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren W.D.H. Asser en A. Heisterkamp, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 7 september 2012.