30 november 2012
Eerste Kamer
10/02482
DV/DH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
PRETIUM TELECOM B.V.,
gevestigd te Haarlem,
EISERES tot cassatie,
advocaten: mr. D.P. Kuipers en mr. O.G. Trojan,
t e g e n
OMROEPVERENIGING VARA,
gevestigd te Hilversum,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaten: mr. B.T.M. van der Wiel en mr. A.M. van Aerde.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Pretium en Vara.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 336735/KG ZA 09-548 van de voorzieningenrechter te 's-Gravenhage van 18 juni 2009 en 29 juni 2009;
b. de arresten in de zaak 200.038.024/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 18 augustus 2009, 27 oktober 2009 en 12 januari 2010.
Het laatstgenoemde arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof van 12 januari 2010 heeft Pretium beroep in cassatie ingesteld.
De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Vara heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor Pretium toegelicht door mr. Kuipers voornoemd en mr. E.M. Tjon-En-Fa, advocaat bij de Hoge Raad. Namens Vara is de zaak toegelicht door mr. Van Aerde voornoemd.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het cassatieberoep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Pretium in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Vara begroot op € 385,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.A. Loth, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 30 november 2012.