De rechtbank heeft het beroep van betrokkene op de niet-ontvankelijkheid van de Officier van Justitie verworpen en de gevraagde machtiging verleend. Ten aanzien van het beroep op niet-ontvankelijkheid heeft zij overwogen:
‘De rechtbank weegt in haar beslissing mee dat uit de jurisprudentie de volgende criteria te distilleren vallen met betrekking tot de vraag wanneer er sprake is van “niet bij de behandeling betrokken”:
- de tijdsduur die is verlopen tussen het laatste contact en het moment van het onderzoek van de patiënt ten behoeve van het opmaken van de geneeskundige verklaring;
- de mate, de intensiteit van het contact. Van belang is of het contact langdurig was, of het oppervlakkig dan wel diepgaand was en of het incidenteel of structureel was.
(…)
Gelet op hetgeen de psychiater ter zitting daarover naar voren heeft gebracht staat naar het oordeel van de rechtbank de onafhankelijkheid van psychiater [psychiater 1] niet ter discussie.
Deze psychiater heeft betrokkene het afgelopen jaar niet behandeld en zij heeft ook niet op enigerlei andere wijze bemoeienis gehad bij de behandeling van betrokkene. Het enige contact dat deze psychiater met betrokkene heeft gehad vloeide voort uit het onderzoek dat zij verrichtte met het oog op het opmaken van de geneeskundige verklaring.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande en anders dan de raadsvrouw in haar primaire verweer heeft bepleit, van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar verzoek.’