gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage van 6 juni 2012, nrs. BK-08/00493 tot en met BK-08/00500, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te ’s-Gravenhage (nrs. AWB 07/8333 VB tot en met AWB 07/8336 VB, AWB 07/8339 VB, AWB 07/8344 VB, AWB 07/8345 VB en AWB 07/8347 VB) betreffende de aan belanghebbende over de jaren 1993 tot en met 2000 opgelegde belastingaanslagen in de vermogensbelasting, de daarbij gegeven beschikkingen inzake een verhoging dan wel boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij enkele klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
Belanghebbende heeft het incidentele beroep beantwoord. Hij heeft tevens in het principale beroep een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de in het principale beroep aangevoerde klachten
De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Beoordeling van het in het incidentele beroep voorgestelde middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5 Schadevergoeding
Het beroepschrift in cassatie bevat een verzoek om vergoeding van immateriële schade vanwege het tijdsverloop tussen de indiening van het bezwaarschrift en de uitspraak van het Hof. Aangezien dit verzoek niet eerder is gedaan en niet voor het eerst in cassatie kan worden gedaan, is het niet toewijsbaar (zie HR 13 mei 2011, nr. 09/05143, ECLI:NL:HR:2011:BQ4248, BNB 2011/208).
6 Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart beide beroepen in cassatie ongegrond, en
wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2013.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: