gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z], België (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, van 26 februari 2013, nr. 12/00104, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te Breda (nr. AWB 08/5433) betreffende een beschikking tot aansprakelijkstelling ingevolge de Invorderingswet 1990.
1 Het geding in feitelijke instanties
Belanghebbende is bij beschikking van de Ontvanger van 11 april 2008 op grond van artikel 36 van de Invorderingswet 1990 aansprakelijk gesteld voor door [A] B.V. te [Q] verschuldigde loon- en omzetbelasting over in de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 januari 2008 gelegen tijdvakken, welke beschikking, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Ontvanger is gehandhaafd.
De Rechtbank te Breda (nr. AWB 08/5433) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.
Dit hof (nr. 09/00687) heeft het beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de Rechtbank bevestigd.
2 Het eerste geding in cassatie
De uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch is op het beroep van belanghebbende bij arrest van de Hoge Raad van 24 februari 2012, nr. 10/05089, ECLI:NL:HR:2012:BV6722, BNB 2012/121, vernietigd, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof te Arnhem (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.
Het Hof heeft het hoger beroep ongegrond verklaard.
3 Het tweede geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij vier middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
4 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
6 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren R.J. Koopman en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2013.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: