Aan belanghebbende zijn over de jaren 1990 tot en met 1997 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) en over de jaren 1991 tot en met 1998 navorderingsaanslagen in de vermogensbelasting (hierna: VB) opgelegd. De navorderingsaanslagen zijn, met uitzondering van de navorderingsaanslag in de VB over het jaar 1998, opgelegd met een verhoging van honderd percent van de nagevorderde belasting, van welke verhoging geen kwijtschelding is verleend. Tevens is heffingsrente in rekening gebracht.
Voorts zijn aan belanghebbende over de jaren 1998 tot en met 2000 navorderingsaanslagen in de IB/PVV opgelegd, alsmede boeten. Aan belanghebbende zijn verder over de jaren 1999 en 2000 navorderingsaanslagen in de VB opgelegd. Tevens is heffingsrente in rekening gebracht.
De navorderingsaanslagen, de daarbij gegeven kwijtscheldingsbeschikkingen dan wel boetebeschikkingen en de daarbij gegeven beschikkingen inzake heffingsrente zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraken beroep ingesteld.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de navorderingsaanslagen verminderd, de verhogingen IB/PVV 1990, 1991 en 1997 kwijtgescholden, de verhogingen VB kwijtgescholden, de boeten IB/PVV 1998 tot en met 2000 vernietigd, de overige verhogingen gedeeltelijk kwijtgescholden en de beschikkingen inzake heffingsrente verminderd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.