5 april 2013
Eerste Kamer
11/05214
EV/DH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. DE POMPERNICKEL V.O.F.,
gevestigd te Breda,
2. [Eiseres 2],
wonende te [woonplaats],
3. [Eiser 3],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie, verweerders in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. M.J. van Basten Batenburg,
t e g e n
LAURENTIUS,
gevestigd te Breda,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. S.M. Kingma.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als De Pompernickel c.s. en Laurentius.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 546286 CV EXPL 09-3665 van de kantonrechter te Breda van 23 december 2009;
b. de arresten in de zaak HD 200.055.101 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 16 maart 2010 en 23 augustus 2011.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van 23 augustus 2011 van het hof hebben De Pompernickel c.s. beroep in cassatie ingesteld.
Laurentius heeft voorwaardelijk incidenteel cassatie-beroep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor De Pompernickel c.s. toegelicht door hun advocaat en voor Laurentius door mr. E.C.M. Hurkens, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het principaal cassatieberoep.
3. Beoordeling van de middelen in het principale beroep
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu de middelen in het principale beroep falen, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt De Pompernickel c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Laurentius begroot op € 781,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. de Groot en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 5 april 2013.