1 maart 2013
Eerste Kamer
12/03648
TT/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
COĆPERATIEVE RABOBANK PARKSTAD LIMBURG U.A.,
gevestigd en kantoorhoudende te Heerlen,
VERZOEKSTER tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. B. Winters,
t e g e n
Mr. F.H.C. AARTS, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [betrokkene 1],
kantoorhoudende te Heerlen,
VERWEERDER in cassatie, verzoeker in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. K. Teuben.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de Bank en de curator.
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak F 12/99 F van de rechtbank Maastricht van 2 juli 2012 en 5 juli 2012;
b. de beschikking in de zaak 172905/HA RK 12-84 van de rechtbank Maastricht 18 juli 2012.
De beschikkingen van de rechtbank zijn aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank van 18 juli 2012 heeft de Bank beroep in cassatie ingesteld.
De curator heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. Het cassatierekest en het verweerschrift tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot referte.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het principaal cassatieberoep en tot het buiten behandeling laten van het incidenteel cassatieberoep. Komt de Hoge Raad tot de slotsom dat het principaal cassatieberoep wel doel treft, dan dient ook het incidenteel cassatieberoep gegrond te worden bevonden.
De advocaat van de Bank heeft bij brief van 1 februari 2013 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel in het principale beroep
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, C.E. Drion en G. de Groot, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 1 maart 2013.