gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 17 oktober 2013, nr. 10/00961, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te ’s-Gravenhage (nr. AWB 08/8422) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2003 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
Belanghebbende heeft in het principale beroep de zaak doen toelichten door mr. Meijer, advocaat te ’s‑Gravenhage.
2 Beoordeling van het in het principale beroep voorgestelde middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Beoordeling van het in het incidentele beroep voorgestelde middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5 Beslissing
De Hoge Raad verklaart beide beroepen in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P.M.F. van Loon als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2014.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: