Het hof heeft het vonnis bekrachtigd en daartoe het volgende overwogen.
Vast staat dat Aegon per 1 januari 2006 de aansprakelijkheid van [eiseres 1] heeft verzekerd in haar hoedanigheid van “eigenaar/exploitant van een uitzendbureau, tevens verhuur van onroerend goed” (rov. 3).
Het lag op de weg van [eiseressen] om feiten en omstandigheden te stellen die, mits bewezen, kunnen leiden tot de conclusie dat zij redelijkerwijs hebben mogen aannemen dat Aegon bekend was of kon zijn met de bedoeling van [eiseressen] om per 1 januari 2006 onder dezelfde polis naast activiteiten van [eiseres 1] ook de onderhavige activiteiten van [eiseres 2] en [A] te doen verzekeren (rov. 5).
De omstandigheid dat aan het verzoek tot wijziging van de verzekerde hoedanigheid het beëindigen van de exploitatie van koelhuizen en het voeren van een groothandel in poot- en consumptieaardappelen ten grondslag lag, duidt op zichzelf geenszins op een aan Aegon kenbare bedoeling van [eiseres 1] om evenals voorheen ook de activiteiten van haar dochtermaatschappijen te verzekeren, maar nu op basis van verhuur van opslagruimte door of namens deze dochtermaatschappijen. [eiseressen] hebben ook overigens geen feiten of omstandigheden gesteld die kunnen leiden tot de conclusie dat een dergelijke bedoeling van [eiseres 1] voor Aegon voldoende kenbaar was.
(rov. 7)
Evenmin is gebleken dat Aegon zich zodanig heeft gedragen dat [eiseressen] daaruit hebben mogen begrijpen dat volgens Aegon ook [eiseres 2] en [A] als verzekeringnemer hadden te gelden.
De omstandigheid dat Aegon de premie heeft berekend op basis van de jaarlijks verstrekte omzetcijfers van alle vennootschappen, is onvoldoende, nu niet is komen vast te staan dat deze omzetcijfers per (dochter)maatschappij aan Aegon zijn verstrekt. (rov. 8)
Uit het feit dat Aegon in 2009 [eiseres 2] en [A] zonder premieverhoging als verzekeringnemers op de polis heeft bijgeschreven volgt niet zonder meer dat Aegon daarmee ook per 1 januari 2006 de activiteiten van [eiseres 2] en [A] als verhuurder respectievelijk eigenaar van opslagruimte aan particulieren en van opslag van boten zou hebben verzekerd. [eiseressen] hebben onvoldoende gesteld om te kunnen concluderen dat Aegon per 1 januari 2006 geen redenen zou hebben gehad zich tegen het verlenen van dekking op de met [eiseres 1] overeengekomen voorwaarden te verzetten. Derhalve kan niet gezegd worden dat het vermelden van [eiseres 2] en [A] op de polis per 1 januari 2006 enkel een formaliteit zou zijn geweest. (rov. 9)
Aegon mocht afgaan op de informatie die haar is verstrekt, nu niet is gebleken dat zich bepaalde onduidelijkheden voordeden waaromtrent Aegon als redelijk handelende verzekeraar nadere informatie had behoren in te winnen. Het hof gaat daarom voorbij aan de stelling van [eiseressen] dat Aegon bij de tussenpersoon navraag had moeten doen naar de aard van het gebruik van de onderhavige opslagruimten. (rov. 10)
Niet kan worden gezegd dat de weigering van dekking door Aegon naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Aan de door [eiseressen] gestelde omstandigheid dat [eiseres 1] jarenlang premie heeft betaald voor een risico dat niet heeft bestaan komt in dit verband geen betekenis toe, aangezien gesteld noch gebleken is dat dit aan Aegon is te wijten of voor haar rekening moet komen. (rov. 11)