De verdachte is ter zake van "mishandeling" gepleegd op 29 mei 2011, veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week. De strafoplegging is als volgt gemotiveerd:
"Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een collega van hem, zoals bewezen verklaard. Met deze handelwijze heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de betrokkene. Het hof rekent het de verdachte bovendien aan dat hij dit feit heeft begaan op de openbare weg. Een dergelijk feit brengt doorgaans gevoelens van angst en onrust teweeg in de samenleving.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 26 november 2012, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof overweegt met betrekking tot de strafmaat het volgende. Het hof acht, kennelijk met de advocaat-generaal, een geldboete in de omstandigheden van dit geval geen passende straf.
Gelet op het bepaalde in artikel 22b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is de oplegging van een taakstraf - zoals door de advocaat-generaal gevorderd - niet mogelijk nu de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het onderhavige feit, te weten in 2006, ter zake van artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht is veroordeeld, zijnde een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld en dat een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ten gevolge heeft gehad.
Dit brengt mee dat gevangenisstraf aangewezen is.
Het hof is - alles overwegende, van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt."