Art. 8:75 Awb. Besluit proceskosten bestuursrecht. Proceskostenvergoeding verkeerd berekend door het Hof.
Rechtspraak.nl V-N Vandaag 2014/1850 V-N 2014/47.4 met annotatie van Redactie BNB 2015/194 NTFR 2015/220 NTFR 2014/2371 met annotatie van Mr. R. den Ouden
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z], België (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 14 november 2013, nr. 12/00738, op het hoger beroep tegen een uitspraak van de Rechtbank te Breda (nr. AWB 12/1265) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2008 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
2.1.
Het Hof heeft het incidentele hoger beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de Inspecteur onder meer veroordeeld in de proceskosten die belanghebbende voor de procedure bij het Hof heeft gemaakt. Het Hof heeft de op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast te stellen vergoeding berekend op € 708, uitgaande van 1,5 punten voor proceshandelingen.
2.2.
De klacht dat het Hof deze vergoeding niet juist heeft berekend, slaagt. Uit de stukken van het geding en de uitspraak van het Hof blijkt dat de gemachtigde van belanghebbende bij het Hof een incidenteel hoger beroepschrift heeft ingediend en ter zitting is verschenen. Gelet daarop heeft belanghebbende wat betreft de kosten gemaakt in verband met de behandeling van het incidentele hoger beroep op de voet van voormeld Besluit, recht op een kostenvergoeding op basis van 2 punten voor proceshandelingen. Aangezien de vergoeding per punt moet worden berekend naar het tarief zoals dat geldt ten tijde van dit arrest komt de vergoeding te bedragen 2 x € 487= € 974.
2.3.
De overige klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
2.4.
Gelet op het hiervoor in 2.2 overwogene kan ’s Hofs uitspraak niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.
3 Proceskosten
De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
4 Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, doch uitsluitend voor zover het betreft de beslissing omtrent de vergoeding van de voor het Hof gemaakte proceskosten,
veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding voor het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 974 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand,
gelast dat de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 118, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 974 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2014.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: