3.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) De v.o.f. [A] en haar vennoten, het echtpaar [betrokkene 1] en [betrokkene 2], zijn bij vonnis van de rechtbank Maastricht van 1 april 2008 op eigen aanvraag in staat van faillissement verklaard met benoeming van de curator in zijn hoedanigheid.
(ii) De exploitatie van de cafetaria vond plaats in een huurpand aan de [a-straat 1-2] te [plaats] (hierna: het cafetariapand).
(iii) [betrokkene 1] had per 1 januari 2005 volgens zijn aangifte voor de inkomstenbelasting een vermogen van € 1.121.585,--. Dit vermogen bestond onder meer uit: het woonhuis van [betrokkene 1] aan de [b-straat 1] te Kerkrade (WOZ-waarde € 238.505,--; hierna: het woonhuis), een studentenhuis aan de [c-straat 1-2] te Maastricht (WOZ-waarde € 365.000,--; hierna: het studentenhuis), een woonhuis aan het [d-straat 1] te Ubachsberg (Voerendaal) (WOZ-waarde € 224.500,--; hierna: het huis te Voerendaal) en een woonhuis aan de [e-straat 1] te Kerkrade (WOZ-waarde € 276.880,--; hierna: het huis te Kerkrade).
(iv) Op 1 februari 2006 heeft [betrokkene 1] het cafetariapand gekocht voor een bedrag van € 320.000,-- met behulp van een door SNS bank verstrekte lening waarvoor aan SNS bank een hypotheek van € 360.000,-- werd verleend.
(v) In juni 2006 hebben [betrokkene 1] en [betrokkene 2] de cafetaria een drietal maanden gesloten in verband met ziekte van [betrokkene 2]. Omstreeks die tijd is door de ex-echtgenote van [betrokkene 1] beslag gelegd vanwege achterstallige kinderalimentatie.
(vi) In verband met gerezen financiële problemen heeft [betrokkene 1] ten behoeve van een verkoop van het huis te Voerendaal de bemiddeling ingeroepen van makelaar [B]. [B] kwam met een gegadigde die het pand wilde kopen tezamen met het studentenhuis voor een bedrag van in totaal € 250.000,--. [betrokkene 1] heeft met dit voorstel ingestemd en bij notariële akte van 31 juli 2006 aan [betrokkene 3] beide panden in eigendom overgedragen, het huis te Voerendaal voor een koopprijs van € 100.000,-- en het studentenhuis voor een koopprijs van € 150.000,--.
(vii) In de akte betreffende het huis te Voerendaal is in verband met de overdrachtsbelasting vermeld dat de economische waarde van het pand € 128.000,-- bedroeg en daarom aan overdrachtsbelasting een bedrag van € 7.680,-- verschuldigd was.
In de akte betreffende het studentenhuis is vermeld dat de economische waarde van het pand € 197.000,-- bedroeg en daarom € 11.820,-- aan overdrachtsbelasting verschuldigd was. In het voorlopig getuigenverhoor in de onderhavige zaak heeft [betrokkene 1] als getuige verklaard dat hij naast voormelde koopsom nog een bedrag van € 25.000,-- 'zwart' heeft ontvangen.
(viii) Eveneens op 31 juli 2006 heeft [betrokkene 3] deze panden voor dezelfde koopprijzen – met vrijstelling van overdrachtsbelasting – verkocht en geleverd aan [B].
(ix) Omstreeks februari 2007 zijn [betrokkene 1] en [betrokkene 2] in contact gekomen met [eiser 1].
(x) Op 20 maart 2007 hebben [betrokkene 1] en [betrokkene 2] aan Krimat N.V. (hierna: Krimat) een recht van tweede hypotheek verstrekt op het cafetariapand en het huis te Kerkrade als zekerheid voor een hoofdsom van € 610.000,-- ter zake van een lening en voor een bedrag van € 244.000,-- ter zake van onder meer rente en boete.
(xi) Bij notariële akte van 18 juli 2007 heeft [B] het huis te Voerendaal in eigendom overgedragen aan [betrokkene 1] voor een koopprijs van € 100.500,--. In de akte is verder vermeld dat aan [betrokkene 1] tevens zijn verkocht de bij het pand behorende roerende zaken voor een koopprijs van € 12.500,--.
Als economische waarde is in deze akte het bedrag van € 128.000,-- genoemd ten behoeve van een te berekenen overdrachtsbelasting van € 7.680,--.
(xii) Eveneens op 18 juli 2007 heeft [betrokkene 1] het gekochte voor dezelfde prijs – met vrijstelling van overdrachtsbelasting – in eigendom overgedragen aan [eiser 1]. Bij koopovereenkomst van 29 augustus 2007 heeft [eiser 1] dit pand verkocht aan Global Red B.V., waarna het is verkocht en geleverd aan de heer Brewers en mevrouw Moonen.
(xiii) Bij notariële akte van 1 oktober 2007 heeft [B] het studentenhuis aan [betrokkene 1] in eigendom overgedragen voor een koopsom van € 159.500,-- en een koopsom van € 12.500,-- voor roerende zaken. In de akte is de economische waarde van € 197.000,-- vermeld voor een overdrachtsbelasting van € 11.820,--. Bij notariële akte van diezelfde datum heeft [betrokkene 1] het gekochte op zijn beurt voor dezelfde koopsommen – met vrijstelling van overdrachtsbelasting – geleverd aan Kameleon, een vennootschap waarvan [eiser 1] enig bestuurder was.
Bij notariële akte van 1 oktober heeft Kameleon een hypotheek voor een bedrag van € 350.000,-- in hoofdsom, te vermeerderen met € 140.000,-- renten, boeten en kosten op het studentenhuis verleend aan LF Euregio Büro Center GmbH te Selfkant (Duitsland).
3.2
De curator heeft de onderhavige procedure ingesteld tegen Krimat, [eiser 1] en Kameleon. Hij heeft gevorderd, samengevat:
(a) te verklaren voor recht dat
- het op 20 maart 2007 verstrekte hypotheekrecht op het cafetariapand en het huis te Kerkrade nietig is, althans rechtsgeldig vernietigd is;
- het bij akte van 18 juli 2007 gevestigde recht van eigendom van [eiser 1] op het huis te Voerendaal nietig, althans rechtsgeldig vernietigd is;
- het bij akte van 1 oktober 2007 ten behoeve van Kameleon gevestigde recht van eigendom op het studentenhuis nietig is, althans rechtsgeldig vernietigd is;
- de rechtshandelingen waarbij [betrokkene 1] en [betrokkene 2] zich hebben verbonden tot de schulden waarvoor de op 20 maart 2007 gevestigde hypotheek is verleend nietig zijn, althans rechtsgeldig vernietigd zijn;
- de curator niet de na voormelde handelingen ontstane zakelijke rechten van LF Euregio Büro Center GmbH hoeft te eerbiedigen;
(b) te verklaren voor recht dat Krimat en [eisers] jegens crediteuren van gefailleerden, althans jegens [betrokkene 1], onrechtmatig hebben gehandeld en dientengevolge schadeplichtig zijn geworden;
(c) hoofdelijke veroordeling van Krimat en [eisers] tot teruggave van hetgeen zij uit de vernietigde rechtshandelingen hebben ontvangen;
(d) hoofdelijke veroordeling van Krimat en [eisers] tot betaling van schadevergoeding, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, alles met veroordeling van Krimat en [eisers] in de proceskosten.
Samengevat heeft de rechtbank voor recht verklaard dat de hypotheekrechten ter zake van het cafetariapand en het huis te Kerkrade rechtsgeldig zijn vernietigd en dat de curator het hypotheekrecht van Krimat op die registergoederen niet behoeft te eerbiedigen.
De rechtbank heeft de overige vorderingen afgewezen.
Zij heeft in het geding tussen de curator enerzijds en Krimat en [eiser 1] anderzijds de laatstgenoemden veroordeeld in de kosten en heeft in het geding tussen de curator en Kameleon de kosten gecompenseerd in die zin dat elke partij haar eigen kosten draagt.
3.3
Tegen de oordelen van de rechtbank over de hypotheekrechten ter zake van het cafetariapand en het huis te Kerkrade is in hoger beroep niet opgekomen, zodat zij onherroepelijk zijn geworden.
In het door de curator ingestelde hoger beroep, waarin Krimat niet is verschenen, heeft het hof – beknopt weergegeven – het vonnis van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en geoordeeld dat sprake is van onrechtmatig handelen van [eiser 1] respectievelijk Kameleon in verband met de transacties met het huis te Voerendaal respectievelijk het studentenhuis.
Voor zover in cassatie van belang heeft het hof hiertoe als volgt overwogen.
(a) De curator stelt terecht dat de betrokken partijen met de wederverkoop van de panden tegen een wezenlijk lagere prijs dan de marktwaarde, beoogden (de overwaarde van) die panden te onttrekken aan verhaal van schuldeisers van [betrokkene 1]. [betrokkene 1] heeft als getuige verklaard dat hij de panden noodgedwongen beneden de waarde aan [betrokkene 3]/[B] had verkocht, dat [eiser 1] hem zou helpen die verkoop terug te draaien en dat [eiser 1] daarna die panden voor een hogere prijs zou verkopen. Volgens [betrokkene 1] zouden [eiser 1] en hij ieder de helft van de winst krijgen. [betrokkene 1] verklaarde voorts over het voorstel van [eiser 1] om het huis te Kerkrade en het cafetariapand in een door [betrokkene 1] op te richten B.V. onder te brengen en die panden met een tweede hypotheek te bezwaren zodat de panden geen overwaarde meer zouden hebben en derden niet meer tot executieverkoop zouden kunnen overgaan. Deze verklaring ondersteunt de intentie van [eiser 1] en [betrokkene 1] om alles in het werk te stellen om gelden of voor verhaal vatbare zaken uit handen van crediteuren van [betrokkene 1] te houden. Die intentie vindt verder steun in het daadwerkelijk gerealiseerd zijn van een tweede hypotheek op laatstgenoemde panden – de hypotheek waarvan vaststaat dat die rechtsgeldig is vernietigd – en in het feit dat in de aktes van levering van het huis te Voerendaal en het studentenhuis aan respectievelijk [eiser 1] en Kameleon een lagere koopprijs is vermeld dan [betrokkene 1] daarvoor zowel volgens zijn eigen verklaring als volgens de verklaring van [eiser 1] daadwerkelijk zou of heeft ontvangen. Volgens [betrokkene 1] zou daar immers nog de helft van de winst bij doorverkoop bovenop komen en volgens [eiser 1] was de verkoopprijs € 40.000,-- à € 50.000,-- hoger dan in de akte vermeld. Het hof acht de verklaringen dat de verkoop van de panden aan [eisers] [betrokkene 1] meer zou opleveren dan alleen de in de leveringsaktes vermelde koopprijzen geloofwaardig aangezien niet valt in te zien welk belang [betrokkene 1] zou hebben bij een ongedaan maken van de verkopen aan [betrokkene 3]/[B] indien hij de panden vervolgens voor dezelfde prijs aan [eiser 1] beoogde te verkopen. [eisers] hebben de stelling van de curator onvoldoende gemotiveerd betwist. (rov. 4.2.5)
(b) Mede gelet op het feit dat uit de getuigenverklaringen van [betrokkene 1] en [eiser 1], ook al verschillen deze van inhoud, in elk geval moet worden geconcludeerd dat in de aktes van verkoop en levering van de panden niet de prijzen zijn vermeld die [betrokkene 1] daadwerkelijk voor de panden zou ontvangen, volgt het hof de curator niet in zijn stelling dat de verkopen van het huis te Voerendaal en het studentenhuis vanwege de overeengekomen koopprijzen zijn aan te merken als paulianeuze rechtshandelingen. Uit de verklaringen van [betrokkene 1] en [eiser 1], in samenhang met de taxatierapporten betreffende de panden, kan weliswaar worden geconcludeerd dat [betrokkene 1] ook bij de tussen [eiser 1] en hem over de verkopen gemaakte afspraken niet het volle pond voor de panden verkreeg, doch het hof acht dat enkele feit onvoldoende om de desbetreffende verkopen als zodanig paulianeus te achten. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat [betrokkene 1] zelf niet over de financiële middelen beschikte om de eerdere verkopen aan [betrokkene 3]/[B] terug te draaien en dat de transacties tussen [eisers] en hem voor hem een middel waren om alsnog voor die panden een hogere opbrengst te realiseren dan hij daaruit bij de verkoop aan [betrokkene 3]/[B] had gerealiseerd.
De enkele omstandigheid dat [eisers] aan die transacties hebben meegewerkt en/of die transacties hebben bewerkstelligd vanwege een voor hen daarin gelegen voordeel, geeft onvoldoende grond voor de conclusie dat [betrokkene 1] en [eisers] door de verkoop van de panden [eisers] boven andere crediteuren van [betrokkene 1] hebben willen bevoordelen. (rov. 4.2.6)
(c) In verband met het beroep van de curator op de pauliana overweegt het hof voorts het volgende. Naar ook de curator onderkent, kan de verkoop van de panden aan [eisers] niet los worden gezien van de terugkoop van die panden van [B]. Een terugkoop kon zonder wederverkoop niet worden gerealiseerd. Het standpunt van de curator dat de panden zonder de wederverkoop voor verhaal door de crediteuren van [betrokkene 1] c.s. beschikbaar zouden zijn geweest, moet dan ook worden verworpen. De curator stelt wel dat, indien de terugkoop niet zou hebben plaatsgevonden, de boedel de panden van [B] zou hebben kunnen opeisen op de grond dat er bij de verkoop van die panden door [betrokkene 1] aan [betrokkene 3]/[B] sprake zou zijn geweest van bedrog, maar de curator heeft die stelling onvoldoende onderbouwd.
De curator heeft gesteld dat het bedrog erin heeft bestaan dat [B] heeft voorgewend dat een derde, [betrokkene 3], wilde kopen maar dat van een reële derde geen sprake was en [B] de panden voor zichzelf beoogde te kopen. Door de curator is echter niets, althans onvoldoende gesteld, waaruit kan worden geconcludeerd dat [betrokkene 1] zonder het gestelde bedrog de koopovereenkomsten niet of niet op dezelfde voorwaarden zou zijn aangegaan. Ten aanzien van de stelling van de curator dat de boedel, indien de terugkoop en wederverkoop aan [eisers] niet zou hebben plaatsgevonden, [B] had kunnen aanspreken tot schadevergoeding op grond van een door hem gepleegde onrechtmatige daad (bestaande in de leugenachtige voorstelling van zaken) geldt mutatis mutandis hetzelfde. Het hof deelt in zoverre het oordeel van de rechtbank dat niet is gebleken dat de crediteuren van [betrokkene 1] door het samenstel van de transacties zelf zijn benadeeld. (rov. 4.2.7)
(d) Het hof deelt op grond van het hetgeen in rov. 4.2.5 is overwogen wel het standpunt van de curator dat aan [eisers] terzake de verkoop door [betrokkene 1] aan hen van het huis te Voerendaal en het studentenhuis onrechtmatig handelen valt te verwijten in het feit dat zij die verkopen zodanig hebben gerealiseerd dat het positieve resultaat van die verkopen buiten bereik van de crediteuren van de v.o.f. en [betrokkene 1] en [betrokkene 2] werd gehouden. De vordering van de curator tot vergoeding van de schade ten gevolge van dat onrechtmatig handelen is voor toewijzing vatbaar. (rov. 4.2.8)
(e) De curator vordert schadevergoeding nader op te maken bij staat. Naar het oordeel van het hof kan de wegens voormeld onrechtmatig handelen van [eisers] geleden schade echter reeds aanstonds worden vastgesteld en dient die schadevergoeding ex aequo et bono te worden begroot. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] bij de voorlopige getuigenverhoren hebben verklaard dat tussen [betrokkene 1] en [eiser 1] is afgesproken dat [betrokkene 1] boven de in de aktes vermelde verkoopprijzen 50% van de meeropbrengst van de panden bij doorverkoop zou ontvangen. Het hof neemt daarbij verder in aanmerking dat van een aan [betrokkene 1] al gedane extra betaling van € 40.000,-- of € 50.000,--, zoals volgens [eisers] zou zijn gedaan, niet is gebleken. Voor een nadere bewijsopdracht is geen aanleiding. (rov. 4.3.1)
(f) Het hof neemt bij de begroting van de schade in aanmerking:
- dat volgens [eisers] zelf de koopprijs € 50.000,-- hoger was dan de in de aktes vermelde bedragen;
- dat in de leveringsaktes – in verband met de overdrachtsbelasting – waarden in het economische verkeer van de verkochte panden zijn vermeld van respectievelijk € 128.000,-- en € 197.000,--, derhalve van bedragen die respectievelijk € 27.500,-- en € 37.500,-- hoger zijn dan de in de leveringsaktes vermelde koopsommen voor die panden;
- dat voor de verkoop van het huis te Voerendaal een koopsom van € 235.000,-- werd verkregen (na een verkoop kort tevoren voor een bedrag van € 190.000,--);
- dat het huis te Voerendaal naar de waarde per 18 juni 2007 en/of 1 oktober 2007 werd getaxeerd op € 240.000,--;
- dat alleen het huis te Voerendaal is doorverkocht.
Het hof zal met in achtneming van deze omstandigheden de door de crediteuren van [betrokkene 1] c.s. geleden schade ex aequo et bono begroten op een bedrag van € 80.000,--. Een gedeelte groot € 50.000,-- daarvan dient te worden beschouwd als schade ten gevolge van de aan de crediteuren onttrokken verkoopopbrengst voor het huis te Voerendaal, het resterende gedeelte van € 30.000,-- als schade ten gevolge van de buiten bereik van de crediteuren gehouden verkoopopbrengst van het studentenhuis. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat van het laatste pand (nog) geen doorverkoop heeft plaatsgevonden, zodat een meeropbrengst voor dit pand niet concreet kan worden vastgesteld. Het hof acht een schadevergoeding van € 30.000,-- wat betreft dit pand in lijn met de economische meerwaarde van dit pand als in de leveringsaktes vermeld. Het hof zal [eiser 1] veroordelen tot vergoeding van de voor het huis te Voerendaal begrote schade. Daarnaast zal [eiser 1] hoofdelijk met Kameleon worden veroordeeld tot vergoeding van de voor het pand te Maastricht begrote schade nu Kameleon weliswaar de wederpartij van [betrokkene 1] was bij de koop en levering van dit pand, doch [eiser 1] de enig bestuurder van Kameleon was die namens Kameleon het onrechtmatig handelen heeft gepleegd en aan wie dit handelen persoonlijk als onrechtmatig handelen valt te verwijten. (rov. 4.3.2)
(g) Nu [eiser 1] en Kameleon wat betreft voormeld onrechtmatig handelen tot betaling van een concreet bedrag aan schadevergoeding zullen worden veroordeeld, heeft de curator bij een afzonderlijke verklaring van recht van dit onrechtmatig handelen verder geen belang (rov. 4.3.3).
(h) Weliswaar wordt Kameleon alsnog tot schadevergoeding veroordeeld, maar het hof zal daaraan, mede gelet op de hoofdelijke veroordeling van [eiser 1] voor diezelfde schade, voor de in eerste aanleg gegeven beslissing over de proceskosten van de eerste aanleg – een veroordeling van Krimat en [eiser 1] in de proceskosten en een compensatie van kosten tussen de curator en Kameleon – verder geen consequenties verbinden. (rov. 4.6.1)