Bij de bestreden uitspraak heeft het Hof, met aanvulling van gronden, het vonnis van de Rechtbank bevestigd waarbij ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij:
"meermalen in de periode van 6 februari 2002 tot en met 30 oktober 2003, in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een "Periodieke verklaring", welke verklaring/welk formulier bestemd was om, na te zijn ingevuld en ondertekend, te dienen tot bewijs van de juistheid van de daarin vermelde gegevens en tot grondslag voor het oordeel of en in hoeverre hij, verdachte, en zijn mededader in aanmerking bleven komen voor een uitkering uit hoofde van de Algemene Bijstandswet (Awb), valselijk hebben opgemaakt, aangezien hij, verdachte, en zijn mededader opzettelijk in strijd met de waarheid de op die verklaring/dat formulier gestelde vragen:
"Is het vermogen van u en/of uw partner en/of uw kind(eren) in deze periode toegenomen?"
en/of
"Heeft u en/of uw partner in deze periode inkomsten genoten uit arbeid/zelfstandig beroep/bedrijf of heeft u en/of uw partner in deze periode andere inkomsten genoten? Indien Ja dient u soort inkomen, bedrag, periode, ontvanger en verstrekker in te vullen."
hebben beantwoord met "nee", en die verklaring/dat formulier hebben ondertekend, een en ander met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst door anderen te doen gebruiken."