Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
"De verdachte genaamd (...) is niet verschenen.
De raadsvrouw van de verdachte, mr W. Monster, advocaat te Amsterdam, is eveneens niet verschenen.
De griffier belt met het kantoor van de raadsvrouw en verneemt dat de raadsvrouw zich vergist heeft in de zittingsplaats. Zij was in de veronderstelling dat de zaak voor het hof in Amsterdam zou dienen. Zij zal derhalve niet tijdig voor de behandeling van de zaak in Arnhem aanwezig kunnen zijn en heeft een faxbericht gestuurd met als bijlage haar pleitaantekeningen.
De voorzitter onderbreekt het onderzoek om het faxbericht van de raadsvrouw af te wachten.
Het onderzoek wordt hervat.
De voorzitter houdt voor het binnengekomen faxbericht van de raadsvrouw van verdachte, primair inhoudende het verzoek om aanhouding van de behandeling van de zaak nu haar cliënt een behandeling op tegenspraak verdient. Subsidiair verzoekt zij de meegezonden pleitaantekeningen als voorgedragen te beschouwen en in het dossier te voegen.
De advocaat-generaal voert het woord -zakelijk weergegeven- als volgt:
De verdachte is juist gedagvaard en de raadsvrouw juist opgeroepen. Ik verzoek u het aanhoudingsverzoek af te wijzen en de pleitaantekeningen als voorgedragen te beschouwen.
De voorzitter deelt als beslissing van het hof mede dat het hof het verzoek om aanhouding van de behandeling van de zaak afwijst in het belang van een voortvarende rechtspleging en gelet op het feit dat het hof heeft kennis genomen van de pleitnotities van de verdediging. Het hof zal de pleitnotities van de raadsvrouw in het dossier voegen."