Het hof heeft de eindbeschikking van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en de vrouw veroordeeld tot betaling aan de man van een bedrag van € 42.985,99. Het heeft daartoe, samengevat, het volgende overwogen.
Vaststaat dat op het huwelijksvermogensregime van partijen Algerijns recht van toepassing is. Daarvan uitgaande is het hof van oordeel dat het saldo van een bankrekening die op naam van beide partijen staat, aan ieder van partijen voor de helft toekomt. (rov. 33-35)
Met betrekking tot de echtelijke woning heeft de vrouw verzocht dat de man wordt bevolen “binnen 48 uur na daartoe gevorderd te zijn” mee te werken aan de overdracht aan haar van zijn aandeel in de woning. Het hof gaat aan dit verzoek voorbij nu niet is gesteld of gebleken dat de vrouw heeft voldaan aan de door de rechtbank gestelde voorwaarde dat zij aantoont dat zij financieel in staat is de volledige eigendom van de woning te verkrijgen en de man te doen ontslaan uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid. (rov. 36-38)
De vrouw heeft onweersproken gesteld dat de aflossingen op de hypothecaire geldleningen zijn verricht vanaf de gemeenschappelijke rekening van partijen. De man heeft derhalve geen recht op vergoeding door de vrouw van de door hem gedane aflossingen. (rov. 39)
Met betrekking tot de door de man verzochte vergoeding door de vrouw van het bedrag van € 92.225,80 overweegt het hof dat vaststaat dat de vrouw dit bedrag van de gezamenlijke rekening heeft overgemaakt naar haar privérekening. De man betwist de stelling van de vrouw dat zij dit bedrag heeft uitgegeven aan kosten van de huishouding. Nu de vrouw haar stelling onvoldoende heeft onderbouwd, gaat het hof ervan uit dat dit bedrag nog aanwezig is, met uitzondering van een bedrag van € 6.253,81, dat de vrouw heeft betaald aan de echtscheidingsbemiddelaar. De vrouw dient derhalve de helft van het bedrag van € 85.971,99 aan de man te voldoen. Dit brengt mee dat het verzoek van de man tot vergoeding van het bedrag van € 4.492,06 wordt afgewezen. (rov. 41-43)