Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd, [verweerder] veroordeeld tot betaling van € 126,66 met rente en de vordering voor het overige afgewezen. Daartoe heeft het hof, voor zover in cassatie van belang, samengevat als volgt overwogen.
In de vorderingsperiode vloeide Donks verplichting tot betaling van een bepaalde bijdrage voort uit de combinatie van de vaststelling van de maximale periodebijdrage en de vaststelling van het periodebedrag (rov. 3.6). De facturen en de vaststellingen van de maximale periodebijdrage moeten worden aangemerkt als beschikkingen in de zin van de Awb (rov. 3.8).
[verweerder] ontkent de jaarlijkse beschikkingen en de periodieke facturen ooit te hebben ontvangen. De overlegging in rechte daarvan beschouwt het hof als een geschikte wijze van bekendmaking in de zin van art. 3:41 Awb lid 2 Awb ten aanzien van personen die in het geding zijn verschenen. Evenwel zijn niet alle relevante beschikkingen in dit geding overgelegd. In eerste aanleg zijn wel de facturen overgelegd en in hoger beroep ook de beschikking tot vaststelling van de maximale periodebijdrage over 2009. De jaarlijkse beschikkingen over eerdere jaren zijn echter niet overgelegd en het CAK heeft doen weten dat die beschikkingen niet meer kunnen worden overgelegd. (rov. 3.9)
Hieruit volgt dat niet kan worden geconstateerd dat voor de jaren 2005 tot en met 2008 een maximale periodebijdrage is vastgesteld en, als dat wel gebeurd mocht zijn, dat die vaststellingen aan [verweerder] zijn bekendgemaakt, bij gebreke waarvan zij ingevolge art. 3:40 Awb niet in werking zijn getreden. De facturen over deze jaren hebben daarom geen toereikende grondslag. De vordering van het CAK zal in zoverre worden afgewezen. (rov. 3.10)
Voor zover de vordering betrekking heeft op het jaar 2009, wordt zij gedragen door de overgelegde beschikking tot vaststelling van de maximale periodebijdrage en door de overgelegde facturen. Deze beschikkingen hebben formele rechtskracht. (rov. 3.11)