2.1.1. De bestreden navorderingsaanslagen en beschikkingen inzake heffingsrente houden verband met het zogenoemde Rekeningenproject.
2.1.2. De afdrukken van de microfiches, afkomstig van de Kredietbank Luxembourg (hierna: de KBLux-bank), vermelden onder meer een rekening met nummer [001] ten name van " [X-Y] ", met een saldo op 31 januari 1994 van (in totaal) ƒ 475.216,75. De Inspecteur heeft een proces verbaal van het onderzoek naar de identiteit van de houder van deze bij de KBLux-bank aangehouden rekening in het geding gebracht waarin de rekeninghouder is geïdentificeerd als [X-Y] (hierna: de erflater).
2.1.3. Van 1 september 1972 tot 27 januari 1975, van 2 november 1977 tot 21 april 1989 en van 11 augustus 1997 tot zijn overlijden op 23 maart 2007 was de erflater gehuwd met [X] , een van de belanghebbenden. Zij is de belanghebbende in de zaak met nummer 14/05958, waarin de Hoge Raad heden uitspraak doet.
2.1.4. De Inspecteur heeft de erflater enige malen om inlichtingen verzocht. De erflater heeft nimmer erkend dat hij de houder van de hiervoor onder 2.1.2 vermelde bankrekening is geweest.
2.1.5. In de aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen van erflater is nooit melding gemaakt van een rekening bij de KBLux-bank of daarover ontvangen rente.
2.1.6. In de onderhavige (navorderings)aanslagen zijn de inkomsten uit de rekening bij de KBLux-bank naar geschatte bedragen tot het belastbare inkomen gerekend.