Het Hof heeft aan de verdachte de volgende straf opgelegd:
"veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 (negentig) dagen;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot 80 (tachtig) dagen, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij later anders mocht worden gelast op grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op 3 (drie) jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte, ter voorkoming van tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk op te leggen deel van de gevangenisstraf, volgens de voorschriften en de aanwijzingen - ook voor wat betreft de voortgang - te geven door of namens de Stichting Reclassering Bonaire, gedurende 80 (tachtig) uren onbetaalde werkzaamheden in het kader van dienstverlening zal hebben verricht, welke werkzaamheden dienen te zijn aangevangen binnen 3 (drie) maanden na het ingaan van de proeftijd en binnen 12 (twaalf) maanden na die aanvang dienen te zijn voltooid."