In dit verband verdient opmerking dat - anders dan het Hof heeft geoordeeld - aan de tekst en de bedoeling van artikel 28b, lid 1, van de Wet niet afdoen de tijdens de totstandkoming van de wettelijke bepalingen met betrekking tot de margeregeling gedane uitlatingen van de Staatssecretaris van Financiën die zijn vermeld op bladzijde 16 van de Nota naar aanleiding van het verslag, Kamerstukken II 1994/1995, 23 952, nr. 5, naar aanleiding van de vraag van de Nederlandse Orde van belastingadviseurs over de onderzoeksplicht van de wederverkoper. Deze uitlatingen beogen niet de in artikel 28b, lid 1, van de Wet neergelegde wettelijke voorwaarden voor toepassing van de margeregeling beperkter uit te leggen dan op grond van de bewoordingen daarvan kan worden aangenomen. Aangezien de Staatssecretaris deze uitlatingen heeft gedaan in zijn hoedanigheid van medewetgever en niet in zijn hoedanigheid van uitvoerder van de belastingwet, staat dit voorts een gerechtvaardigd beroep op gewekt vertrouwen dat niet van belanghebbende zal worden nageheven in de weg.
Wel volgt uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie dat in voorkomend geval een ondernemer, die voor de toepassing van een regeling is afgegaan op aan hem verstrekte informatie waarvan achteraf blijkt dat die informatie in strijd met de waarheid was zodat de voorwaarde(n) voor de toepassing van die regeling niet is of niet zijn vervuld, onder omstandigheden moet worden gevrijwaard van naheffing. Daarbij geldt de eis dat die ondernemer alles heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem kan worden verlangd om ervoor te zorgen dat hij door de handeling die hij verricht niet betrokken raakt bij onregelmatigheden of belastingfraude (vgl. HvJ 27 september 2007, Teleos plc. c.s., C-409/04, ECLI:EU:C:2007:548, BNB 2008/11, HvJ 21 februari 2008, Netto Supermarkt GmbH, C-271/06, ECLI:EU:C:2008:105, V-N 2008/11.16, en HvJ 21 juni 2012, Mahagében kft en Péter Dávid, gevoegde zaken C-80/11 en C-142/11, ECLI:EU:C:2012:373). Deze rechtspraak is van overeenkomstige toepassing op het geval dat een wederverkoper is afgegaan op hetgeen de leverancier hem aan informatie heeft verstrekt over de toepasselijkheid van de margeregeling.
In de hiervoor in 2.2.1, laatste alinea, omschreven oordelen van het Hof ligt besloten het oordeel dat de vennootschap niet de vereiste zorgvuldigheid heeft betracht om te voorkomen dat zij als gevolg van het feit dat [G] fraude pleegde door de levering van de caravans als margeverkopen te presenteren, zelf ook de margeregeling onjuist toepaste. Die oordelen zijn niet onvoldoende gemotiveerd en niet onbegrijpelijk.