gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 februari 2015, nr. 14/00566, betreffende een aan [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) over het jaar 2000 opgelegde navorderingaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1 Het eerste en tweede geding in cassatie
Bij arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2011, nr. 10/02270, ECLI:NL:HR:2011:BQ7594, BNB 2011/220, is vernietigd de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam (nr. 08/00418), met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.
De uitspraak van laatstgenoemd hof (nr. BK-12/00093) is bij arrest van de Hoge Raad van 23 mei 2014, nr. 12/05390, ECLI:NL:HR:2014:1185, BNB 2014/140, vernietigd, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.
2 Het derde geding in cassatie
De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij één middel voorgesteld.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
3 Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4 Proceskosten
De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Voor (verdere) vergoeding van de kosten die zijn gemoeid met de hiervoor in onderdeel 1 genoemde procedures is geen plaats. Ter zake van die kosten is reeds onherroepelijk beslist in de in dat onderdeel genoemde arresten en in de, in zoverre in cassatie niet bestreden, uitspraak van het Hof.
5 Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie ongegrond, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 980 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren C.B. Bavinck en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2015.
Van de Staatssecretaris van Financiën wordt een griffierecht geheven van € 497.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: