Bij de beoordeling van het middel wordt vooropgesteld dat het aan de rechter die over de feiten oordeelt, is overgelaten te beslissen of en in hoeverre een hem voorgelegd geval zich leent voor een berekening van behoefte en draagkracht aan de hand van het Rapport Alimentatienormen en dat zijn desbetreffende beslissing geen motivering behoeft (vgl. HR 17 maart 1986, ECLI:NL:HR:1986:AB9688, NJ 1986/545). De in genoemd rapport opgenomen normen zijn niet aan te merken als recht in de zin van art. 79 lid 1, onder b, RO, over de schending waarvan in cassatie met vrucht kan worden geklaagd (vgl. HR 23 januari 1998, ZC2559, NJ 1998/365).
Voorts zijn de vaststelling en de weging van de factoren die de draagkracht van de onderhoudsplichtige bepalen, voorbehouden aan de rechter die over de feiten oordeelt. Hetzelfde geldt voor de factoren die de behoefte van de onderhoudsgerechtigde bepalen. Deze oordelen kunnen in cassatie niet op juistheid worden onderzocht. Ook kunnen aan deze oordelen geen hoge motiveringseisen worden gesteld. Zij moeten voldoende inzicht geven in de gedachtegang die aan de beslissing ten grondslag ligt, in het bijzonder hoe de rechter, gelet op het partijdebat, tot zijn beslissing is gekomen, zonder dat de rechter op alle stellingen van partijen behoeft in te gaan. (vgl. HR 19 oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA5803, NJ 2007/563)
Wel dient ook een beslissing over alimentatie ten minste zodanig te worden gemotiveerd, dat zij voldoende inzicht geeft in de aan haar ten grondslag liggende gedachtegang om de beslissing zowel voor partijen als voor derden – de hogere rechter daaronder begrepen – controleerbaar en aanvaardbaar te maken (HR 7 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:262).