Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota houdt, voor zover in cassatie van belang, het volgende in:
"Ontvankelijkheid openbaar ministerie
32. Namens cliënte [verdachte] voert de verdediging aan dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van het haar tenlastegelegde, nu het openbaar ministerie in strijd heeft gehandeld met de ATV-Richtlijnen, hetgeen recht in de zin van art. 79 RO betreft (zie daarvoor HR 19 juni 1990, NJ 1991, 119 m.nt. ThWvV, o.m. in W.E.C.A. Valkenburg, Fiscaal straf- en strafprocesrecht, 2010, p. 225). Het openbaar ministerie heeft om die reden het vervolgingsrecht verloren.
33. Gelet op de tenlastegelegde pleegdatum van juni/juli 2009 zijn de 'Aanmeldings-, Transactie- en Vervolgingsrichtlijnen voor fiscale delicten en douanedelicten 2006', kort gezegd de ATV-Richtlijnen 2006, aan de orde (bijlage 1). Deze ATV-richtlijnen bepalen wanneer een zaak in aanmerking komt voor bestuursrechtelijke afdoening en wanneer de zaak kan worden doorgemeld voor strafrechtelijke afdoening. De ATV-richtlijnen bepalen voorts de procedure die bij verscheidene beslissingen dient te worden gevolgd.
(...)
35. Kort gezegd spreken de ATV-richtlijnen 2006 van een tweedeling in beoordeling: (1) komt een zaak, gelet op het drempelbedrag, in aanmerking voor het selectieoverleg; (2) als de zaak in aanmerking komt voor het selectieoverleg, welke afdoening is geïndiceerd?
Met betrekking tot de eerste vraag wordt voor particulieren een drempelbedrag van € 6.000 gesteld en voor ondernemingen een drempelbedrag van € 12.500 aan fiscaal nadeel. De verdediging laat niet onvermeld dat de meest recente richtlijnen (de Richtlijnen aanmelding en afhandeling fiscale delicten, douane- en toeslagendelicten, Richtlijnen AAFD 2011, bijlage 2) gunstiger zijn geworden, en de drempelbedragen resp. op € 10.000 en € 15.000 hebben gezet.
36. Indien dit drempelbedrag wordt bereikt, kan de zaak worden aangemeld voor het selectieoverleg (Belastingdienst en FIOD). Dit overleg toetst of de zaak terecht is aangemeld. Vervolgens wordt door het selectieoverleg beoordeeld of sprake is van opsporing of wentelt de zaak direct af naar een bestuursrechtelijk traject.
37. Indien wordt gekozen voor opsporing, wordt de zaak doorgemeld naar het tripartiete overleg, waarna een beoordeling plaatsvindt aan de hand van categorieën. Het tripartiete overleg beoordeelt in welke categorie de zaak, qua fiscaal nadeel, valt:
Bedrag fiscaal nadeel Categorie
6.000 - 25.000 I
25.000 - 125.000 II
125.000 - 500.000 III
500.000 of meer IV
Het uitgangspunt is dat bij categorie I niet tot strafrechtelijke vervolging wordt overgegaan, bij categorie II slechts indien sprake is van ten minste één van de 'aspecten' uit hoofdstuk 6 aan de orde is en bij categorie III en IV strafrechtelijke vervolging het uitgangspunt is, maar dat evenwel daarvan kan worden afgezien.
De verdediging laat ook niet onvermeld dat de meest recente ATV- richtlijnen, die van juli 2011 (de Richtlijnen aanmelding en afhandeling fiscale delicten, douane- en toeslagendelicten, Richtlijnen AAFD) gunstiger zijn geworden, nu de categorieën I en II zijn samengevoegd, alsook categorieën III en IV. Dat betekent dat fiscaal nadeel tot € 125.000 thans in beginsel bestuurlijk wordt afgedaan, tenzij sprake is van de benoemde 'aspecten' (thans hoofdstuk 5 van de Richtlijnen AAFD).
(...)
Onderhavige zaak
39. De verdediging stelt vast dat het 'fiscale nadeel' zoals bepaald door de fiscus (en ook vastgesteld door de rechtbank) een bedrag van € 12.000, volgens het dossier € 12.050,- (onder 6.1 'Fiscaal strafrechtelijk nadeel', onder '6.3 [verdachte] , [A] ' dossier, p. 0055) beloopt. De verdediging merkt op dat het hier gaat om fiscaal nadeel dat zou zijn opgelopen in het kader van de onderneming, eenmanszaak [A]
Dit betekent dat de zaak, beoordeeld aan de hand van het fiscale nadeel, niet het drempelbedrag van € 12.500 voor ondernemingen beloopt. Dit betekent, volgens de verdediging, dat de zaak in een eerder stadium volgens de richtlijnen had dienen te worden afgewikkeld en dat niet had mogen worden gekozen voor aanmelding in het selectieoverleg, laat staan het tripartiete overleg waarin de zaak (kennelijk, blijkens dossier, p. 0003) op 9 september 2009 is besproken.
Niet-ontvankelijkheid, eerste grond
40. Reeds dit aspect maakt dat het openbaar ministerie (en de opsporingsambtenaren die onder haar verantwoordelijkheid ressorteren) in strijd met de eigen richtlijnen tot (verdere) vervolging is overgegaan. De verdediging meent dat het openbaar ministerie om deze reden niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van [verdachte] .
41. Voor zover het openbaar ministerie de zaak in het tripartiete overleg heeft behandeld, meent de verdediging dat niet had mogen worden besloten tot verdere strafrechtelijke afdoening. Immers geldt dat de zaak, beoordeeld aan de hand van het vastgestelde fiscale nadeel, in Categorie I van de richtlijn zou zijn gevallen. De verdediging meent dat voorts bezwaarlijk van een van de 'bijzondere aspecten' kan worden gesproken die maakt dat uit het oogpunt van generale preventie, in afwijking van het uitgangspunt, tot vervolging had moeten worden overgegaan. Het dossier bevat voorts ook geen toelichting waarom in het tripartiete overleg van 9 september 2009 uiteindelijk toch tot verdere opsporing en vervolging is besloten. De verdediging kan niet anders dan concluderen dat het openbaar ministerie in strijd met deze richtlijnen tot vervolging is overgegaan. Dit is niet anders volgens de nieuwe AAFD-richtlijnen uit 2011.
Niet-ontvankelijkheid, tweede grond
42. Ook dit aspect brengt mede dat het openbaar ministerie (en de opsporingsambtenaren die onder haar verantwoordelijkheid ressorteren) in strijd met de eigen richtlijnen tot (verdere) vervolging is overgegaan door in het tripartiete overleg te besluiten tot (het voortzetten van) de vervolging van cliënte. De verdediging meent dat het openbaar ministerie om deze reden niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van [verdachte] ."