In aanvulling op het bovenstaande houdt het bestreden arrest met betrekking tot de bewijsvoering het volgende in:
"Van de zijde van de verdachte is in hoger beroep - in aanvulling op het reeds in eerste aanleg gevoerde verweer - aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, omdat uit de feiten - kort gezegd - niet kan worden afgeleid dat verdachte de wens noch (voorwaardelijk) opzet had aangever te doden.
De verdediging heeft aan dit in hoger beroep gevoerde verweer onder meer ten grondslag gelegd dat nu uit onderzoek niet is vastgesteld in welke mate het door de aangever gedragen steekwerende shirt in staat was de steek te weren en zo ja, welke kracht nodig is om het shirt toch te doorboren, geen uitspraak kan worden gedaan over de aanmerkelijke kans dat de steek een dodelijke wond kon veroorzaken. Dat er geen aanmerkelijke kans is op de dood van de aangever als gevolg van een steekwond in de buik, blijkt volgens de verdediging voorts uit de vaststelling dat de verwonding in deze zaak niet levensbedreigend was.
Het hof overweegt hieromtrent aanvullend op de overwegingen van de rechtbank als volgt.
Op grond van de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte de aangever op enig moment met een mes in de buikstreek heeft geraakt. Als gevolg hiervan is de aangever gewond geraakt. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat het steken door verdachte in de buikstreek van aangever, gelet op de beschadigingen aan de polo en het steekwerend vest van aangever, met kracht moet hebben plaatsgevonden.
Het is een feit van algemene bekendheid dat de buik als gevolg van de zich daar bevindende vitale organen een kwetsbaar onderdeel van het lichaam is. Het met kracht steken in de buikstreek van een ander, in welk deel van het lichaam zich vitale organen bevinden levert aldus, anders dan de raadsman heeft betoogd, wel degelijk een aanmerkelijke kans op de dood op. Hier doet niet aan af dat uit onderzoek niet is komen vast te staan met welke kracht een steekwerend vest, zoals gedragen door de aangever, kan worden doorboord. Dat de toegebrachte verwonding nadien niet levensbedreigend bleek te zijn, doet hier naar het oordeel van het hof evenmin aan af. Feiten of omstandigheden die tot een andersluidend oordeel zouden moeten leiden zijn het hof niet gebleken en het verweer strekkende tot vrijspraak wordt mitsdien verworpen."