De hiervoor in 4.5.1 weergegeven aanvankelijke redactie van art. 1 lid 1, aanhef en sub b in verbinding met lid 2 Wmcz bevatte een opsomming van alle collectief gefinancierde instellingen die onder de werkingssfeer van de Wmcz werden gebracht, zoals ook blijkt uit de parlementaire geschiedenis. Zo vermeldt de memorie van toelichting (Kamerstukken II 1992-1993, 23 041, nr. 3) op p. 9:
“Het wetsvoorstel zal van toepassing zijn op alle instellingen die krachtens de AWBZ of ZFW erkend zijn dan wel als erkend zijn aangemerkt en die krachtens die erkenning aanspraak maken op financiering ten laste van deze sociale verzekeringen.
Voorts zal het wetsvoorstel gelden voor de bejaardenoorden, zowel die welke van rijkswege als die welke door provincies of grote steden worden gesubsidieerd. Het wetsvoorstel zal ook gelden voor zorgverlenende instellingen die (veelal in afwachting van opneming van de desbetreffende zorg in het verstrekkingenpakket van AWBZ of ZFW) worden gefinancierd door de Ziekenfondsraad ten laste van het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten. Voorts vallen ook enkele zorgvoorzieningen die op grond van de Welzijnswet worden bekostigd door het Rijk, de provincies of de gemeenten, alsmede instellingen die verslavingszorg verlenen, onder het wetsvoorstel. Aan de minister wordt de bevoegdheid verleend het wetsvoorstel ook te doen gelden voor door hem aan te wijzen, gesubsidieerde zorginstellingen waarvoor een wettelijke bekostigingsregeling ontbreekt.
Het wetsvoorstel is van toepassing op alle instellingen op de genoemde terreinen, ongeacht of zij uitgaan van een stichting of vereniging, een natuurlijk persoon, een overheidslichaam of een kerkgenootschap (dan wel een zelfstandig onderdeel daarvan).”
en op p. 22-23:
“Het gaat in de eerste plaats om de bejaardenoorden. (…).
Verder zal de wet van toepassing zijn op onder meer de volgende op grond van de AWBZ of ZFW erkende instellingen: algemene, academische, categoriale en psychiatrische ziekenhuizen, instellingen op het terrein van de zwakzinnigenzorg, verpleeghuizen, gezinsvervangende tehuizen en dagverblijven voor gehandicapten, regionale instellingen voor beschermd wonen, blinden- en doven-instituten, regionale instellingen voor ambulante geestelijke gezondheidszorg, kruisinstellingen en revalidatiecentra. Bij de tot stand te brengen Kwaliteitswet zorginstellingen zal worden voorzien in schrapping van de bepalingen van de AWBZ en ZFW met betrekking tot erkenning van instellingen. (…) Wanneer dit voornemen zijn beslag krijgt, zal de omschrijving van het begrip «instelling» uiteraard moeten worden gewijzigd, voor zover het betreft het eerste lid, onderdeel b, 2°.
De wet zal eveneens gelden voor instellingen die met toepassing van de in onderdeel b, 3°, genoemde regels worden gefinancierd.
(…)
Voorbeelden van de in onderdeel b, 3°, onder a, bedoelde instellingen die door de Ziekenfondsraad worden gefinancierd op grond van artikel 39, derde lid, onder h, van de Wet financiering volksverzekeringen, zijn de instellingen die werkzaam zijn op het terrein van de gezinsverzorging, de gezondheidscentra, de herstellingsoorden, de psychiatrische woonvoorzieningen, de instellingen voor klinischpsychiatrische gezinsbehandeling, de sociaal-pedagogische diensten, kindergezinsvervangende tehuizen voor geestelijk of lichamelijk gehandicapten, de kort-verblijftehuizen.
De in het eerste lid, onderdeel b, 3°, onder b, bedoelde instellingen zijn de door de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur gesubsidieerde landelijke instellingen voor maatschappelijke hulp en opvang, de algemene opvangcentra op levensbeschouwelijke grondslag, de blijf-van-m'n-lijfhuizen, algemene opvangcentra en thuislozeninrichtingen, alsmede de door gemeenten gesubsidieerde instellingen voor kinderopvang, gecoördineerd ouderenwerk, woontussenvoorzieningen en instellingen voor algemeen maatschappelijk werk. (…) Voor de goede orde zij vermeld dat deze omschrijving, alsmede die met betrekking tot de verslavingszorg (in artikel 1, eerste ïid, onderdeel b, 4°) mogelijk gewijzigd zal moeten worden in het kader van de totstandbrenging van een wet sociale vernieuwing.
In het eerste lid, onderdeel b, 4°, worden instellingen die verslavingszorg bieden, onder de reikwijdte van de wet gebracht.
De bepaling ziet op die vormen van verslavingszorg die niet reeds ingevolge het eerste lid, onderdeel b, 2°, onder de wet vallen (verslavingsklinieken). (…)
In het tweede lid, ten slotte, wordt de mogelijkheid geopend, dat de Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur de wet toepasselijk verklaart ten aanzien van zorginstellingen welke door deze minister, anders dan krachtens een wettelijke bekostigingsregeling worden gefinancierd. (…) In dit verband ware o.a. te denken aan projecten begeleid zelfstandig wonen voor gehandicapten, welke worden bekostigd op grond van de Subsidieregeling gehandicaptenbeleid.”