Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer als volgt samengevat en verworpen:
"Door de raadsman is ter zitting van het hof aangevoerd - kort weergegeven - dat het bewezenverklaarde niet strafbaar is omdat artikel 41 lid 2 Wet op het accountantsberoep in strijd is met internationaalrechtelijke bepalingen en als zodanig buiten toepassing zou moeten worden gelaten. De wettelijke bepaling komt er volgens hem op neer dat sprake is van dwang voor professionele accountants om zich alleen accountant te kunnen noemen door lid te worden van de NBA. Derhalve is sprake van een ontoelaatbare verenigingsdwang.
Het hof stelt vast dat de titel Registeraccountant of Accountant-Administratieconsulent alleen gevoerd mag worden door personen die zijn ingeschreven in het door de NBA gehouden accountantsregister. Niet betwist is dat verdachte in de gehele tenlastegelegde periode niet stond ingeschreven in het accountantsregister. Verdachte was derhalve ingevolge de geldende Nederlandse regelgeving niet bevoegd de titel Registeraccountant of Accountant-Administratieconsulent te voeren. Om deze titel te mogen voeren zou verdachte zich dus opnieuw moeten laten inschrijven in bedoeld register en moeten voldoen aan de voor inschrijving geldende vereisten.
Ter onderbouwing van zijn standpunt dat in casu sprake zou zijn van ongeoorloofde verenigingsdwang, heeft de raadsman een beroep gedaan op het bepaalde in artikel 20 lid 2 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en artikel 11 van het (Europees) Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
In de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is tot uitdrukking gebracht dat artikel 11 EVRM niet ziet op publiekrechtelijke organisaties. Voor de beoordeling van de vraag of de gestelde verenigingsdwang toelaatbaar is, is beslissend het antwoord op de vraag of het door de NBA gehouden accountantsregister als een publiekrechtelijke organisatie moet worden aangemerkt.
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het door de NBA gehouden accountantsregister kan worden aangemerkt als een publiekrechtelijke beroepsorganisatie en niet als vereniging.
Het hof komt tot dit oordeel op grond van de volgende vaststellingen:
- de wetgever is degene geweest die het register in zijn huidige vorm heeft ingesteld;
- de wetgever heeft voor bepaalde controles voorgeschreven dat deze door een accountant in de zin van het register dienen te worden verricht;
- er is een groot maatschappelijk belang dat deze controles door accountants worden verricht die ter zake kundig zijn;
- accountants dienen onafhankelijk te zijn;
- er dient een effectief intern sanctierecht te zijn.
Dit leidt ertoe dat de inschrijving in het register gericht is op de publieke belangen die met een effectief toezicht door accountants gemoeid zijn en niet althans niet primair zien op private belangen van individuele leden van de beroepsgroep."