Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier L. Nuy, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 december 2016.
SCHRIFTUUR HOUDENDE MIDDELEN VAN CASSATIE
betreft S 16/00607
In zake : [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats].
verzoeker tot cassatie van de te zijnen laste door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 september 2015 gedane uitspraak;
Verzoeker is veroordeeld door de Rechtbank Gelderland te Arnhem bij uitspraak van 21 februari 2014. Hiertegen is door verzoeker hoger beroep ingesteld. Bij uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden te Zwolle van 18 september 2015 is op het hoger beroep van verzoeker beslist.
Het verzoek tot cassatie richt zich tegen de beslissing van het Gerechtshof Arnhem- Leeuwarden betreffende de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van 390 dagen.
Middelen
Het recht is geschonden en/of op straffe van nietigheid in acht te nemen vormen zijn verzuimd, nu het Hof op dit punt het vonnis van de Rechtbank heeft bevestigd hoewel de Rechtbank niet heeft gemotiveerd op grond waarvan zij heeft gekozen voor het volledig herroepen van de voorwaardelijke invrijheidstelling in plaats van het voor een bepaald deel herroepen van de voorwaardelijke invrijheidstelling en ook het Hof in haar arrest nalaat dit te motiveren.
Toelichting
De Rechtbank stelt: ‘Indien een veroordeelde een van deze voorwaarden overtreedt is de rechtbank bevoegd om de voorwaardelijke invrijheidstelling in het geheel te herroepen. Het moment van overtreding binnen de proeftijd doet niets aan deze bevoegdheid af. Er zijn de rechtbank geen omstandigheden gebleken die zouden kunnen en/of moeten leiden tot een andere reactie dan volledige herroeping’.
Verzoeker tot cassatie betwist niet dat de Rechter de bevoegdheid heeft om indien de bij een voorwaardelijke invrijheidstelling gestelde voorwaarden worden overtreden de voorwaardelijke invrijheidstelling in het geheel te herroepen. Deze bevoegdheid neemt evenwel niet weg dat de Rechter ook de bevoegdheid heeft om slechts een deel van de voorwaardelijke invrijheidstelling te herroepen.
Nu de Rechter zowel de bevoegdheid heeft een deel van de voorwaardelijke invrijheidstelling te herroepen als de hele voorwaardelijke invrijheidstelling te herroepen dient de keuze voldoende inzichtelijk gemotiveerd te worden. Het kenbaarheids- vereiste en motiveringvereiste brengt dit met zich mee. Het dient voor de justitiabele duidelijk te zijn waarom de keuze is gemaakt.
‘Er zijn de rechtbank geen omstandigheden gebleken die zouden kunnen en/of moeten leiden tot een andere reactie dan volledige herroeping.’ is geen motivering die enig inzicht geeft in de beweegredenen van de Rechtbank. Het Hof heeft zulks miskent en ten onrechte de beslissing van de Rechtbank zonder nadere motivering overgenomen.
Conclusie
Het is op grond van het voorgaande dat verzoeker de Hoge Raad der Nederlanden verzoekt het door hem ingestelde beroep in cassatie te honoreren en het bestreden arrest te vernietigen.