gewezen op het beroep in cassatie van [X1] te [Z] en [X2] te [Z] (hierna: belanghebbende 1 respectievelijk belanghebbende 2; tezamen: belanghebbenden) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 5 augustus 2015, nrs. BK‑14/01621 en BK-15/00142, op het hoger beroep van belanghebbende 1 tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 14/9193) respectievelijk belanghebbende 2 tegen een uitspraak van die Rechtbank (nr. SGR 14/2274) betreffende aanslagen in de erfbelasting.
1 Geding in cassatie
Belanghebbenden hebben tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbenden hebben een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
4 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2016.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: