Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts - voor zover hier van belang - het volgende overwogen:
"1.1.
Met betrekking tot de ten laste gelegde valsheid erin bestaande dat in de jaarrekeningen niet was opgenomen dat er een pandrecht was afgegeven heeft de raadsman het volgende aangevoerd.
(...)
Voorts heeft bij de verdachte het opzet ontbroken, nu hij geen accountant is en geen enkele accountantskennis heeft, hetgeen ook niet van hem gevergd kan worden. Bij verdachte ontbrak het aan de wetenschap dat de stukken onjuist waren en dat een pandrecht in de jaarstukken vermeld zou moeten worden. Derhalve kan niet worden bewezen dat de verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse stukken, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
1.2.
Het hof acht, anders dan de raadsman, wettig en overtuigend bewezen dat door verdachte opzettelijk valselijk in de jaarrekeningen of balansen d.d. 30 november 2003 en d.d. 31 december 2003 niet was opgenomen dat er een pandrecht was afgegeven.
(...)
Voorts is het hof van oordeel dat het afgeven van een pandrecht ten bedrage van 150.000 euro voor een schuld van 49.000 euro, door verdachte opgenomen had moeten worden in een toelichting dan wel in een verklaring gevoegd bij deze financiële overzichten. Verdachte had moeten begrijpen dat dat van belang was voor de waarde van de aandelen waarover de verdachte onderhandelde met [betrokkene] , mede in het licht van de totale overnameprijs. De verdachte heeft echter verklaard dat hij bij die onderhandelingen de waarde van het bedrijf zo positief mogelijk wilde presenteren. Hieruit leidt het hof af dat de verdachte, door het niet opnemen van het afgegeven pandrecht in een toelichting bij de jaarstukken (zijnde de financiële overzichten), zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de jaarstukken vals zouden zijn. In die zin heeft de verdachte opzettelijk (in voorwaardelijke zin) gebruik gemaakt van geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit (te weten: de waarde van de aandelen van de vennootschap) te dienen als bedoeld in artikel 225, 2e lid, Wetboek van Strafrecht, zodat het verweer wordt verworpen."