Ontbrekende pleitnota. Middel over verwerping uos’en t.a.v. voorbereidingshandelingen plofkraak pinautomaat. Op grond van de bij het Hof ingewonnen nadere informatie alsmede het p-v van de tz. in h.b. waarin de pleitnota wordt vermeld, moet worden aangenomen dat de raadsman van verdachte op de tz. in h.b. het woord heeft gevoerd overeenkomstig de inhoud van een door hem overgelegde pleitnota en dat die pleitnota nadien in het ongerede is geraakt en niet meer ter beschikking zal komen. Gelet daarop gaat de HR veronderstellenderwijs ervan uit dat de raadsman ttz. van het Hof heeft aangevoerd hetgeen in de toelichting op het middel is vermeld. Middel faalt echter op de gronden als vermeld in de CAG. CAG: Hof heeft niet onbegrijpelijk geoordeeld dat verdachte de in de Audi aangetroffen voorwerpen met zijn mededaders voorhanden heeft gehad. In bewijsvoering van Hof ligt besloten dat betrokkenheid van verdachte heeft plaatsgevonden i.h.k.v. gezamenlijke uitvoering van voorbereidingshandelingen.
Samenhang met 16/02316 (niet gepubliceerde zaak die is afgedaan met art. 81.1 RO).
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 19 april 2016, nummer 21/004398-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte]
, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988.
1 Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.I. Takens, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2 Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde niet kan volgen uit de gebezigde bewijsvoering, althans dat in strijd met art. 359, tweede lid tweede volzin, Sv is verzuimd in het bijzonder de redenen op te geven waarom is afgeweken van door de verdediging naar voren gebrachte uitdrukkelijk onderbouwde standpunten met betrekking tot de tenlastelegging.
2.2.
Hetgeen ten laste van de verdachte onder 1 is bewezenverklaard is in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 5 weergegeven. Deze bewezenverklaring steunt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, op in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 11-12 weergegeven bewijsoverwegingen.
2.3.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt het volgende in:
"De verdachte en de raadsman voeren het woord tot verdediging, waarbij de raadsman het woord voert overeenkomstig zijn pleitnota, die aan het hof is overgelegd en aan dit proces-verbaal is gehecht."
2.4.
De in genoemd proces-verbaal vermelde pleitnota ontbreekt bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken. Bij het Hof is nadere informatie ingewonnen. Op grond van die informatie alsmede voormeld proces-verbaal moet worden aangenomen dat de raadsman van de verdachte op de terechtzitting in hoger beroep het woord heeft gevoerd overeenkomstig de inhoud van een door hem overgelegde pleitnota en dat die pleitnota nadien in het ongerede is geraakt en niet meer ter beschikking zal komen. Gelet daarop gaat de Hoge Raad veronderstellenderwijs ervan uit dat de raadsman ter terechtzitting van het Hof heeft aangevoerd hetgeen in de toelichting op het middel onder 2 is vermeld.
2.5.
Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 13 tot en met 19 kan het middel niet tot cassatie leiden.
3 Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-presiden A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juni 2017.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: