Bij de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken van het geding bevinden zich:
(i) een akte van uitreiking van de dagvaarding van de verdachte om te verschijnen op de terechtzitting van de Kantonrechter te Zaandam op 1 september 2015, welke inhoudt dat die dagvaarding op 7 juli 2015 is uitgereikt aan de verdachte op zijn detentieadres en onder "Handtekening gedetineerde" is voorzien van een handtekening;
(ii) een afstandsverklaring verschijningsrecht, gedateerd 7 juli 2015, welke inhoudt dat de verdachte afstand doet van de mogelijkheid ter terechtzitting van de Kantonrechter te Zaandam op 1 september 2015 te verschijnen en onder "Handtekening gedetineerde" is voorzien van een handtekening;
(iii) een brief van de verdachte, gedateerd 23 september 2015, ingekomen ter griffie van de Rechtbank Noord-Holland op 28 september 2015, inhoudende:
"Beste rechter,
Ik heb twee weken erbij gekregen van parketnummer 96-101346-15 en uitspraak was 01-09-2015 en hij is onherroepelijk geworden op 16/09/2015 maar ik heb helemaal niks gehoord of gekregen en ik kan als het goed is toch ook in hoger beroep, maar ik heb niks gekregen of gehoord en ze zeggen hierro dat ik heb afgetekend maar ik heb niks afgetekend, en het is mijn handtekening niet eens, dus ik zou graag in hoger beroep willen gaan tegen deze uitspraak, alsnog a.u.b.
Groetjes
[verdachte]."
(iv) een aan het dubbel van de dagvaarding in hoger beroep gehechte ID-staat SKDB van 1 februari 2016, met daarop een scan van een op naam van de verdachte gestelde identiteitskaart, waarop een handtekening is afgebeeld.