gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 1 maart 2017, nr. BK-15/01097, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 15/1465) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2003 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente.
1 Het eerste en tweede geding in cassatie
Bij arrest van de Hoge Raad van 24 december 2010, nr. 09/04800, ECLI:NL:HR:2010:BO8479, BNB 2011/77, is vernietigd de uitspraak van het Gerechtshof te ’s‑Gravenhage (nr. BK‑09/00283), met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest. Bij arrest van de Hoge Raad van 25 april 2014, nr. 13/05573, ECLI:NL:HR:2014:1004, is het zowel het principale als het incidenteel beroep in cassatie tegen de uitspraak van het laatstgenoemde Hof (nr. 10/00961) ongegrond verklaard. Bijgevolg is de beslissing van dat Hof om de zaak te verwijzen naar de Rechtbank Den Haag in stand gebleven.
2 Het derde geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
Belanghebbende heeft schriftelijk zijn zienswijze omtrent het incidenteel beroep naar voren gebracht.
De Staatssecretaris heeft nadien het incidenteel beroep in cassatie ingetrokken.
3 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4 Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5 Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en E.F. Faase, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2017.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: