Onderdeel II is gericht tegen rov. 2.5, waarin het hof onder meer als volgt heeft overwogen:
“(…)
Volgens [verweerder] heeft [eiser] niet als een goed huisvader voor de bewaring en het behoud van het 2.3 liter motorblok gezorgd (artikel 7A:1781 lid 1 BW), reden waarom hij volgens [verweerder] aansprakelijk is voor de daardoor ontstane schade. Voorts heeft [verweerder] gesteld dat [eiser] het 2.3 liter motorblok volledig geruïneerd bij hem heeft ingeleverd en derhalve ook uit onrechtmatige daad jegens hem aansprakelijk is voor de schade als gevolg van het ruïneren van dit motorblok. [eiser] heeft een en ander weersproken. Blijkens voormeld proces-verbaal heeft [verweerder] omtrent deze (slijtage)schade het volgende verklaard:
“Als de auto netjes behandeld wordt, niet over de toeren gaat en de kleppen de zuiger raken – wat wel is gebeurd – dan kan de motor langer mee. Aangezien de kleppen de zuiger hebben geraakt kunnen de kleppen breken en de zuiger is beschadigd. Verder heeft de motor zand gehad, zijn de filters niet onderhouden en is het oliefilter nooit ververst. Er is dus schade.”
Ook deze verklaring is niet door [eiser] ter zitting van 22 april 2015 weersproken. Daarmee staat vast dat het 2.3 liter motorblok is beschadigd. [verweerder] heeft de nieuwwaarde van dit motorblok ad € 29.750,- gevorderd. [eiser] heeft dit bedrag van € 29.750,- weersproken.
Tussen partijen staat vast dat [eiser] , alvorens [verweerder] het 2.3 liter motorblok terug vroeg, daarmee met instemming van [verweerder] verschillende keren heeft “gecrossed”, zodat het niet om de nieuwwaarde van dit motorblok gaat. De omvang van deze schade staat thans nog niet vast. Het hof begroot deze ex aequo et bono op € 12.500,-, welk bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, [eiser] als schadevergoeding aan [verweerder] dient te vergoeden.”