De verdachte is in hoger beroep ter zake van "Overtreding van artikel 9, zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994" veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, waarvan een week voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt in dat de verdachte aldaar is verschenen en houdt voorts onder meer het volgende in:
"De verdachte wordt onmiddellijk na het voordragen van de zaak in de gelegenheid gesteld zijn bezwaren tegen het vonnis op te geven.
De verdachte geeft op de straf te zwaar te achten.
(...)
De verdachte legt op vragen van de voorzitter de volgende verklaring af:
A. Het klopt dat ik mij schuldig heb gemaakt aan hetgeen aan mij ten laste is gelegd.
B. Ik meende voor het hof te moeten verschijnen voor een andere zaak dan de onderhavige. Ik weet waar de onderhavige zaak over gaat, maar normaliter heb ik ter terechtzitting bijstand van een advocaat. U deelt mij mede dat op de dagvaarding staat vermeld dat ik recht heb op bijstand van een advocaat. Op de dag van betekening van de dagvaarding voor de terechtzitting van heden zat ik nog niet in voorlopige hechtenis. Ik verzoek u aan mij een taakstraf of een ander soort straf op te leggen.
(...)
De verdachte voert het woord ter verdediging:
Op 14 september 2015 viel mijn ex-vriendin flauw, waarna ik in de auto van mijn buurman ben gestapt."