Bij de behandeling van deze klachten wordt het volgende vooropgesteld.
Art. 3 lid 1 WAM houdt in, voor zover in de onderhavige zaak van belang, dat de verzekering dekking moet bieden voor de burgerrechtelijke aansprakelijkheid, waartoe het motorrijtuig in het verkeer aanleiding kan geven.
Deze bepaling vormt onder meer de implementatie van art. 3, eerste alinea, van Richtlijn 2009/103/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid (PbEU 2009,L 263/11; hierna: WAM-richtlijn). Art. 3 lid 1 WAM dient daarom in overeenstemming met de richtlijn te worden uitgelegd.
Art. 3, eerste alinea, WAM-richtlijn houdt in, voor zover in de onderhavige zaak van belang, dat iedere lidstaat de nodige maatregelen treft opdat de wettelijke aansprakelijkheid met betrekking tot de deelneming aan het verkeer van voertuigen die gewoonlijk op zijn grondgebied zijn gestald, door een verzekering is gedekt.
Volgens vaste rechtspraak van het HvJEU vereisen de eenvormige toepassing van het Unierecht en het gelijkheidsbeginsel dat het begrip ‘deelneming aan het verkeer van voertuigen’ in de gehele Europese Unie autonoom en uniform wordt uitgelegd. Zie HvJEU 4 september 2014,C-162/13, ECLI:EU:C:2014:2146 (Vnuk), punt 41 e.v.; HvJEU 28 november 2017, C-514/16, ECLI:EU:C:2017:908 (Rodrigues de Andrade), punt 31, en HvJEU 20 december 2017, C-334/15, ECLI:EU:C:2017:1007 (Torreiro), punt 24.