2.2
Aan de verdachte is onder meer tenlastegelegd dat:
“1.
(zaaksdossier 01)
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 29 augustus 2012 tot en met 27 september 2012 te Roermond en/of Meerssen, althans in Nederland,
een ambtenaar, te weten [betrokkene 1] (burgemeester van de gemeente Meerssen),
(een) gift(en) en/of (een) belofte(n) heeft gedaan en/of (een) dienst(en) heeft verleend en/of aangeboden, te weten
- een overzicht(je) van/over veiligheid en/of (informatie over) vragen en/of een toelichting en/of (gewenste) antwoorden op vragen die gesteld zouden worden tijdens het sollicitatiegesprek voor de vacature van burgemeester van de gemeente Roermond en/of
- (geheime) informatie over (de uitkomst(en) van) de beraadslagingen van de vertrouwenscommissie,
althans enige gift en/of belofte en/of dienst,
(1o) (telkens) met het oogmerk om die [betrokkene 1] te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht iets te doen en/of na te laten, te weten
- het anders dan om zakelijke redenen begunstigen van hem, verdachte en/of
- het geven van een voorkeursbehandeling aan hem, verdachte en/of
- het laten ontstaan en/of onderhouden van een zodanige relatie tussen hem, verdachte en die [betrokkene 1] dat die [betrokkene 1] tegenover hem, verdachte, niet meer zo neutraal en/of zo vrij en/of zo onbeïnvloedbaar en/of onafhankelijk en/of objectief was/kon zijn bij het nemen van beslissingen in relatie tot verdachte als in het geval dat die [betrokkene 1] die gift(en) en/of belofte(n) en/of dienst(en) niet had aangenomen
(2o) (telkens) ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door die [betrokkene 1] in zijn huidige en/of vroegere bediening, als burgemeester van de gemeente Meerssen, in strijd met zijn plicht is gedaan en/of nagelaten, te weten
- het anders dan om zakelijke redenen begunstigen van hem, verdachte en/of
- het geven van een voorkeursbehandeling aan hem, verdachte
- het verstrekken van informatie over (het eventuele lidmaatschap van de VVD van) één van de kandidaten voor de vacature van burgemeester van de gemeente Roermond, te weten [betrokkene 2] en/of
- het voordragen van hem, verdachte, als gedeputeerde (van de provincie Limburg) en/of
- het (openlijk) steunen van die voordracht;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 29 augustus 2012 tot en met 27 september 2012 te Roermond en/of Meerssen, althans in Nederland, enig geheim, waarvan hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat hij uit hoofde van ambt en/of beroep en/of wettelijk voorschrift, te weten
- artikel 61c van de Gemeentewet en/of
- (de bepalingen in) de Circulaire procedureregels bij burgemeestersbenoemingen en/of
- (de bepalingen in) de Circulaire benoeming, functioneringsgesprekken en herbenoeming burgemeester van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en/of (de bepalingen in) het besluit van de gemeenteraad van Roermond met betrekking tot de taak, samenstelling, werkwijze en geheimhouding van de vertrouwenscommissie (raadsbesluit 2012/035/03),
althans enig wettelijk voorschrift,
verplicht was dat geheim te bewaren, (telkens) opzettelijk heeft geschonden, immers heeft hij, verdachte, als wethouder van de gemeente Roermond en/of adviseur van de vertrouwenscommissie (voor de benoeming van de nieuwe burgemeester voor de gemeente Roermond)
aan [betrokkene 1]
- een overzicht(je) van/over veiligheid verstrekt en/of
- (informatie over) vragen en/of een toelichting en/of (gewenste) antwoorden op vragen die gesteld zouden worden tijdens het sollicitatiegesprek voor de vacature van burgemeester van de gemeente Roermond verstrekt en/of
- informatie over (de uitkomst(en) van) de beraadslagingen van de vertrouwenscommissie, verstrekt en/of
- het standpunt van een lid van de vertrouwenscommissie, te weten [betrokkene 3] , bekend gemaakt,
aan [betrokkene 4]
- (informatie over) vragen en/of een toelichting en/of (gewenste) antwoorden op vragen die gesteld zouden worden tijdens het sollicitatiegesprek voor de vacature van burgemeester van de gemeente Roermond verstrekt en/of
- informatie over de beoordeling (door een aantal leden van de vertrouwenscommissie) van zijn gesprek met de vertrouwenscommissie verstrekt en/of
- informatie over de (uitkomst(en)van), de beraadslagingen van de vertrouwenscommissie verstrekt
aan (andere) derden (buiten de vertrouwenscommissie)
- de namen van één of meer sollicitanten voor de vacature van burgemeester van de gemeente Roermond bekend gemaakt, te weten:
- de naam van [betrokkene 2] aan [betrokkene 5] en/of [betrokkene 1] , en/of
- de naam van [betrokkene 1] aan [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7] en/of
- de naam van [betrokkene 4] aan [betrokkene 1] en/of [betrokkene 7] ;
5.
(zaaksdossier 04)
dat hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 juli 2006 tot en met 21 september 2012, althans op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de jaren 2006 tot en met 2012, in de gemeente(n) Roermond en/of Weert en/of elders in Nederland,
alleen, althans tezamen en in vereniging met een of meer ander(en),
meermalen, althans eenmaal,
als ambtenaar, één of meer gift(en) en/of belofte(n) en/of dienst(en), te weten - zakelijk weergegeven -:
- één of meer girale geldbedrag (en) groot 8.330,00 euro, althans één of meer girale geldbedrag(en) in en/of: via [A] B.V. en/of
- een financiële bijdrage van 1.190,00 euro, althans enige financiële bijdrage aan de verkiezingscampagne voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 (in de vorm van een reclamezuil met billboard met de afbeelding van [betrokkene 8] ),
althans enige gift en/of belofte en/of dienst, gedaan/te doen en/of verleend/te verlenen en/of aangeboden/aan te bieden door [betrokkene 9] (in privé en/of in zijn hoedanigheid van (indirect) bestuurder van [B] B.V. en/of [C] B.V. en/of [D] B.V.) en/of [betrokkene 10] (in zijn hoedanigheid van senior projectontwikkelaar van [D] B.V.) en/of [B] B.V. en/of [C] B.V. en/of [D] B.V.
A. heeft aangenomen, terwijl hij, verdachte en/of (één of meer van) zijn medeverdachte(n) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat deze gift(en) en/of belofte(n) en/of deze dienst(en) hem/hun werd(en) gedaan en/of verleend en/of aangeboden,
(1°) (telkens) teneinde hem, verdachte, te bewegen om, al dan niet in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen en/of na te laten
en/of
(2°) (telkens) ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, al dan niet in strijd met zijn plicht, in zijn huidige en/of vroegere bediening is gedaan en/of nagelaten en/of
B. heeft gevraagd,
(3°) (telkens) teneinde hem, verdachte, te bewegen om, al dan niet in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen en/of na te laten
en/of
(4°) (telkens) ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, al dan niet in strijd met zijn plicht, in zijn huidige en/of vroegere bediening is gedaan en/of nagelaten,
te weten (telkens) - zakelijk weergegeven -:
- het laten ontstaan en/of in stand houden en/of onderhouden en/of verbeteren van een zodanige relatie tussen hem, verdachte, en die [betrokkene 9] en/of [betrokkene 10] en/of één of meer aan die [betrokkene 9] en/of die [betrokkene 10] gelieerde vennootschap(pen) dat hij, verdachte, tegenover die (rechts)perso(o)n(en) voornoemd niet meer zo neutraal en/of zo vrij en/of onbeïnvloed en/of onafhankelijk en/of objectief was/kon zijn bij het nemen van beslissingen in relatie tot voornoemde (rechts)perso(o)n (en) als in het geval dat hij, verdachte, die gift (en) en/of belofte(n) en/of dienst(en) niet had aangenomen en/of gevraagd en/of
- het geven van een voorkeursbehandeling aan die [betrokkene 9] en/of [betrokkene 10] en/of één of meer aan die [betrokkene 9] gelieerde, vennootschap(pen) en/of
- het (anders dan om zakelijke redenen) begunstigen van die [betrokkene 9] en/of [betrokkene 10] en/of één of meer aan die [betrokkene 9] gelieerde vennootschap(pen) en/of
- het verstrekken/delen van geheime en/of vertrouwelijke en/of interne/gemeentelijke en/of niet-openbare en/of concurrentiegevoelige informatie aan/met die [betrokkene 9] en/of [betrokkene 10] en/of één of méér aan die [betrokkene 9] gelieerde vennootschap(pen) en/of
- het (anders dan om zakelijke redenen) ten gunste van die [betrokkene 9] en/of [betrokkene 10] en/of één of meer aan die [betrokkene 9] gelieerde vennootschap(pen) verstrekken van (eenzijdige) informatie en/of het onthouden en/of achterhouden van informatie ten behoeve van/ter gelegenheid van besluitvormingsprocedures (binnen de gemeente Roermond) en/of
- het (anders dan om zakelijke redenen) (adviseren tot het) verstrekken en/of (ver)gunnen en/of betalen door de gemeente Roermond van werken en/of opdrachten en/of projecten aan die [betrokkene 9] en/of [betrokkene 10] en/of één of meer aan die [betrokkene 9] gelieerde vennootschap(pen),
terwijl hij, verdachte, voornoemd(e) feit(en) telkens heeft begaan in verband met zijn hoedanigheid als wethouder van de gemeente Roermond.”
2.3
Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer als volgt samengevat en verworpen:
“4. Bevoegdheid
De raadsvrouw van de verdachte heeft voorts ter zake van het onder 1 (burgemeestersbenoeming), 3 (stempas van […] ) en ter zake van feit 5 (reclamezuil met billboard met de afbeelding van [betrokkene 8] ), bepleit dat het hof niet bevoegd is kennis te nemen van deze beschuldigingen. Daartoe heeft zij naar voren gebracht - zakelijk weergegeven - dat ter zake van de burgemeesters benoeming sprake is van een verdenking van een ambtsmisdrijf dat de verdachte heeft gepleegd als lid van de Staten-Generaal, nu de verdachte in de periode waarin hij lid was van Eerste Kamer der Staten-Generaal, informatie heeft verstrekt gebruikmakend van een telefoontoestel van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. De verdachte heeft aldus gebruik gemaakt van een middel hem door het ambt van Eerste Kamerlid ter beschikking gesteld. Met betrekking tot de stempas en de reclamezuil is het, aldus de raadsvrouw, volstrekt duidelijk dat er sprake is van een verdenking van een ambtsmisdrijf in de hoedanigheid van senator. Deze zaken hebben immers geen enkele connectie met de verdachte als wethouder van de stad Roermond.
Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte de ambtelijke corruptiefeiten op de dagvaarding in zijn hoedanigheid van ambtenaar en wethouder van de gemeente Roermond heeft gepleegd, zodat het hof bevoegd is van deze feiten kennis te nemen en daarover een oordeel te geven.
Het hof overweegt hiertoe het navolgende.
De Grondwet (hierna: Gw.) bepaalt in artikel 119 onder andere dat de leden van de Staten‑Generaal wegens ambtsmisdrijven en ambtsovertredingen in die betrekking gepleegd ook na hun aftreden terechtstaan voor de Hoge Raad der Nederlanden.
Artikel 76, tweede lid van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (hierna: Wet RO) bepaalt dat onder ambtsmisdrijven begrepen zijn: strafbare feiten begaan onder een van de verzwarende omstandigheden omschreven in artikel 44 van het Sr. Daarin wordt als verzwarende omstandigheid opgenomen: “gebruik maken van macht, gelegenheid of middel hem door zijn ambt geschonken.”
Het hof is van oordeel dat de vraag naar de bevoegdheid van de rechter moet worden beantwoord op de grondslag van de tenlastelegging (artikel 348 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv)). Blijkens de tenlastelegging ter zake van bovengenoemde feiten vervolgt het Openbaar Ministerie de verdachte niet voor enig feit ter zake waarvan de Hoge Raad der Nederlanden op grond van artikel 119 Gw, 76 Wet RO juncto artikel 44 Sr bevoegd is kennis te nemen, nu ter zake van het onder 1, 3 en 5 ten laste gelegde, niet is opgenomen dat de feiten zijn gepleegd door de verdachte als lid van de Eerste Kamer en ook niet de volgende passage:
“terwijl hij door het begaan van het strafbaar feit een bijzondere ambtsplicht heeft geschonden of bij het begaan van een strafbaar feit gebruik heeft gemaakt van macht, gelegenheid of middel hem door zijn ambt geschonken”
(vgl. Hoge Raad 8 december 1998, NJ 1999, 224).
Gelet op het vorenoverwogene is het hof bevoegd tot kennisneming van de feiten onder 1 (burgemeestersbenoeming), 3 (stempas van […] ) en ter zake van feit 5 (reclamezuil met billboard met de afbeelding van [betrokkene 8] ).
Het verweer wordt mitsdien verworpen.”
2.4
Bij de beoordeling van het middel zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang:
- art. 119 Grondwet:
“De leden van de Staten-Generaal, de ministers en de staatssecretarissen staan wegens ambtsmisdrijven in die betrekkingen gepleegd, ook na hun aftreden terecht voor de Hoge Raad. De opdracht tot vervolging wordt gegeven bij koninklijk besluit of bij een besluit van de Tweede Kamer.”
- art. 76 Wet op de Rechterlijke Organisatie:
“1. De Hoge Raad neemt in eerste instantie, tevens in hoogste ressort, kennis van de ambtsmisdrijven en ambtsovertredingen begaan door de leden van de Staten-Generaal, de ministers en de staatssecretarissen.
2. Onder ambtsmisdrijven en ambtsovertredingen worden hier begrepen strafbare feiten begaan onder een der verzwarende omstandigheden omschreven in artikel 44 van het Wetboek van Strafrecht.
3. In de gedingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, is de Hoge Raad tevens bevoegd kennis te nemen van de vordering tot vergoeding van kosten en schaden ten behoeve van de benadeelde partij.
4. In de gedingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, oordeelt de Hoge Raad met een aantal van tien raadsheren. Bij het staken der stemmen wordt een uitspraak ten voordele van de verdachte gedaan.”
- art. 44 Sr:
“Indien een ambtenaar door het begaan van een strafbaar feit een bijzondere ambtsplicht schendt of bij het begaan van een strafbaar feit gebruik maakt van macht, gelegenheid of middel hem door zijn ambt geschonken, kan de op het feit gestelde straf, met uitzondering van geldboete, met een derde worden verhoogd.”
- art. 483 (oud) Sv:
“1. De artikelen 4-19 der wet van den 22 April 1855 (Staatsblad n°. 33), houdende regeling der verantwoordelijkheid van de hoofden der Ministeriëele Departementen, blijven van kracht.
2. Zij zijn van overeenkomstige toepassing op alle ambtsmisdrijven en ambtsovertredingen, begaan door de in artikel 76 van de Wet op de rechterlijke organisatie opgenoemde personen. Onder ambtsmisdrijven en ambtsovertredingen worden hier begrepen strafbare feiten begaan onder eene der verzwarende omstandigheden, omschreven in artikel 44 van het Wetboek van Strafrecht.
3. De procureur-generaal bij den Hoogen Raad is verplicht aan den ontvangen last tot vervolging onmiddellijk gevolg te geven.”
- art. 4 (oud) Wet ministeriële verantwoordelijkheid:
“De Hoofden der Ministeriële Departementen staan ter vervolging, hetzij van Onzentwege, hetzij van wege de Tweede Kamer, te regt voor den Hoogen Raad.”
2.5.1
Ingevolge art. 119 Grondwet en art. 76 RO staan (gewezen) ministers, staatssecretarissen en leden van de Staten-Generaal wegens ambtsmisdrijven in die betrekkingen gepleegd, in eerste en hoogste ressort terecht voor de Hoge Raad. De opdracht tot vervolging ter zake van die misdrijven kan slechts worden gegeven bij koninklijk besluit of bij een besluit van de Tweede Kamer (art. 119 Grondwet; art. 4 (oud) Wet van 22 april 1855, Stb. 33, houdende regeling der verantwoordelijkheid van de hoofden der Ministeriële Departementen; art. 483, eerste en tweede lid (oud), Sv, zie thans: art. 3 en 4 Wet ministeriële verantwoordelijkheid).
Art. 76 RO bepaalt dat onder ambtsmisdrijven worden begrepen strafbare feiten, begaan onder een der verzwarende omstandigheden omschreven in art. 44 Sr. Gelet op dat voorschrift is - naast de delicten, vermeld in Titel XXVIII van het Tweede boek en Titel VIII van het Derde boek van het Wetboek van Strafrecht - derhalve sprake van een ambtsmisdrijf, indien een ambtenaar door het begaan van een strafbaar feit een bijzondere ambtsplicht schendt of bij het begaan van een strafbaar feit gebruikmaakt van macht, gelegenheid of middel, hem door zijn ambt geschonken. Art. 44 Sr verwijst aldus mede naar het geval dat het ambt de ambtenaar de praktische mogelijkheid biedt het feit te plegen.
2.5.2
Bij hernieuwde weging en vervolgens handhaving van deze bevoegdheid van art. 119 Grondwet is tijdens de parlementaire behandeling door de regering beklemtoond dat, doordat de beslissing tot vervolging van de in art. 119 Grondwet genoemde politieke ambtsdragers in handen van politieke organen bij uitstek is gebleven (hetzij de regering, hetzij de Tweede Kamer), recht wordt gedaan aan de omstandigheid dat de beoordeling van de draagwijdte en de inhoud van ambtsmisdrijven van Kamerleden, ministers en staatssecretarissen in sterke mate een politiek karakter draagt (Kamerstukken II 1979/80, 16 164 (R 1147), nr. 3, onder 5). Daaraan werd toegevoegd dat door de beslissing omtrent vervolging exclusief in handen te laten van de regering of de Tweede Kamer, de betrokken ambtsdragers worden beschermd tegen een op lichtvaardige gronden ingestelde vervolging. (Vgl. HR 3 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO0198.)
2.6.1
Mede gelet op de bescherming van de in art. 119 Grondwet bedoelde ambtsdragers tegen een op lichtvaardige gronden ingestelde vervolging, welke bescherming de hiervoor omschreven regeling beoogt te bieden, dient de rechter, indien - al dan niet naar aanleiding van een daarop betrekking hebbend verweer - voldoende aanwijzingen bestaan dat de verdachte (gewezen) ambtsdrager door het begaan van de tenlastegelegde gedragingen een bijzondere ambtsplicht heeft geschonden of dat hij bij het begaan van een strafbaar feit gebruik heeft gemaakt van macht, gelegenheid of middel, hem door zijn ambt geschonken, nader te onderzoeken of zich een geval voordoet als in art. 119 Grondwet bedoeld. Dit geldt ook indien de tenlastelegging niet met zoveel woorden is toegesneden op de in art. 44 Sr bedoelde strafverzwarende omstandigheid.
2.6.2
In het oordeel van het Hof ligt besloten dat het zo een nader onderzoek niet noodzakelijk achtte, omdat van dergelijke aanwijzingen in het onderhavige geval niet is gebleken. Dat oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het is ook niet onbegrijpelijk, in aanmerking genomen dat door de verdediging ter terechtzitting van het Hof in dat verband naar de kern genomen slechts is aangevoerd dat de verdachte bij de onder 1 tenlastegelegde schending van zijn geheimhoudingsplicht (ook) gebruik heeft gemaakt van een telefoontoestel van de Eerste Kamer. Voorts heeft het Hof bewezenverklaard dat de verdachte het onder 5 tenlastegelegde heeft begaan in zijn hoedanigheid van ambtenaar en wethouder van de gemeente Roermond, terwijl het Hof in hetgeen door de verdediging hieromtrent is aangevoerd - er slechts op neerkomend dat tussen het tenlastegelegde en de hoedanigheid van de verdachte als wethouder juist geen connectie bestond - geen aanleiding behoefde te zien om deze gedraging aan te merken als een ambtsmisdrijf gepleegd in de hoedanigheid van Eerste Kamerlid. Tegen deze achtergrond was het Hof ook niet gehouden tot een nadere motivering van zijn oordeel.