Het Hof heeft ten aanzien van de strafoplegging onder meer het volgende overwogen:
"De verdachte heeft zijn ex-partner [benadeelde] mishandeld en bedreigd, hij heeft uit haar woning een computer weggenomen en hij heeft zich schuldig gemaakt aan smaadschrift, waardoor de eer en goede naam van [benadeelde] werden aangetast.
Door zo te handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde] , zonder zich te bekommeren om de gevolgen voor haar.
Deze handelwijze van verdachte is voor [benadeelde] een zenuwslopende ervaring geweest, die zij niet snel zal vergeten. Uit de verklaring die [benadeelde] ter terechtzitting van het hof heeft afgelegd, blijkt dat zij in haar dagelijks leven nog steeds de nadelige gevolgen ondervindt van het handelen van verdachte.
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is het hof gebleken dat de verdachte de schuld voor het overgrote deel buiten zichzelf legt en dat hij nauwelijks zelf de verantwoording neemt voor zijn daden.
Verder blijkt uit het uittreksel Justitiële Documentatie dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Het hof betrekt een en ander ten nadele van de verdachte bij de strafoplegging.
Anders dan de advocaat-generaal acht het hof niet alle feiten bewezen. Het hof zal daarom een lagere straf opleggen dan door de advocaat-generaal is gevorderd.
Het hof is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf van 91 dagen.
Het hof zal 90 dagen van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
(...)
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten."