Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/15/0232372/HA ZA 15-647 van de rechtbank Noord-Holland van 18 november 2015 en 24 augustus 2016;
b. het arrest in de zaak 200.200.347/01 van het gerechtshof Amsterdam van 5 juni 2018.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld. [verweerster] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal R.H. de Bock strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd. [eiser] heeft bij brief van 11 september 2019 eveneens op die conclusie gereageerd. Nu deze brief niet door tussenkomst van een advocaat aan de Hoge Raad is toegestuurd, zal de Hoge Raad daarop geen acht slaan.
2 Beoordeling van het middel
2.1
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
2.2
Als de in cassatie in het ongelijk gestelde partij dient [eiser] te worden verwezen in de proceskosten. [verweerster] heeft op de voet van art. 1019h Rv vergoeding van de kosten in cassatie gevorderd. Daarop zijn van toepassing de Indicatietarieven in IE-zaken Hoge Raad. De onderhavige zaak dient in de zin van die regeling te worden aangemerkt als een eenvoudige zaak, waarvoor het indicatietarief € 10.000,-- bedraagt. [verweerster] maakt aanspraak op een bedrag van € 7.799,45 inclusief btw. Blijkens de door [verweerster] overgelegde specificatie gaat het daarbij uitsluitend om de door de advocaat in cassatie verrichte werkzaamheden. Nu [eiser] laatstgenoemd bedrag niet heeft bestreden en dit bedrag ligt beneden het hiervoor genoemde indicatietarief, zal het gevorderde bedrag als hierna te melden worden toegewezen.
3 Beslissing
De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 400,34 aan verschotten en € 7.799,45,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op 22 november 2019.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: