GEMEENTE PIJNACKER-NOOTDORP, zetelende te Pijnacker,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. R.T. Wiegerink.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als [eisers] en de Gemeente.
1 Het arrest in dit geding
1.1
De Hoge Raad heeft in deze zaak op 21 december 2018 een arrest uitgesproken (ECLI:NL:HR:2018:2380). De Hoge Raad heeft in het arrest onder meer het vonnis van de rechtbank Den Haag van 7 maart 2018 vernietigd, maar alleen “voor zover in het dictum daarvan een beslissing ontbreekt over de door de Staat aangeboden bijkomende voorziening bestaande in het voortgezet gebruik van het onteigende”.
1.2
Bij brief van 17 januari 2019 heeft de advocaat van de Gemeente, mede namens de advocaat van [eisers], de Hoge Raad verzocht het arrest van 21 december 2018 te verbeteren op de grond dat waar in het dictum “de Staat” wordt vermeld, sprake is van een kennelijke verschrijving, nu niet de Staat, maar de Gemeente de bijkomende voorziening bestaande in het voortgezet gebruik van het onteigende heeft aangeboden.
1.3
De Procureur-Generaal is in de gelegenheid gesteld aanvullend te concluderen, maar heeft daarvan afgezien.
1.4
Het verzoek is voor inwilliging vatbaar nu van een kennelijke verschrijving sprake is. De Hoge Raad zal deze herstellen.
1.5
Het desbetreffende dictum dient als volgt te worden gelezen:
“De Hoge Raad:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Den Haag van 7 maart 2018, maar alleen voor zover in het dictum daarvan een beslissing ontbreekt over de door de Gemeente aangeboden bijkomende voorziening bestaande in het voortgezet gebruik van het onteigende;
bepaalt dat de Gemeente, op verlangen van [eisers], de aangeboden bijkomende voorziening tot voortgezet gebruik van het onteigende gestand zal doen;
verwerpt het beroep voor het overige;
veroordeelt de Gemeente in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eisers] begroot op € 397,07 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien de Gemeente deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.”
2 Beslissing
De Hoge Raad:
verbetert het op 21 december 2018 in deze zaak uitgesproken arrest op de wijze als hiervoor in 1.5 vermeld;
stelt de verbetering op de minuut van dat arrest.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.E. du Perron en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op 25 januari 2019.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: