2.2
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Op 24 januari 2020 heeft de burgemeester van de gemeente Maastricht op grond van art. 7:1 lid 1 Wvggz een crisismaatregel genomen ten aanzien van betrokkene.
(ii) Op 27 januari 2020 heeft de officier van justitie op grond van art. 7:7 lid 1 Wvggz de rechtbank verzocht om ten aanzien van betrokkene een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel te verlenen.
(iii) Op 29 januari 2020 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden in de accommodatie waarin betrokkene toen was opgenomen.
(iv) De (waarnemend) advocaat van betrokkene kon wegens het uitlopen van een andere zitting, niet bij de mondelinge behandeling aanwezig zijn.
(v) Een arts in opleiding tot psychiater en de afdelingsarts hebben tijdens de mondelinge behandeling, in afwezigheid van betrokkene, inlichtingen verstrekt.
(vi) Nadat betrokkene, die zich in de separeerruimte bevond, was gehoord, heeft de rechtbank mondeling uitspraak gedaan.
(vii) Het proces-verbaal van de mondelinge behandeling vermeldt – voor zover in cassatie van belang – het volgende:
“De voorbespreking van de zaak vindt plaats buiten de aanwezigheid van betrokkene, nu betrokkene zich vanwege ernstig veiligheidsrisico in de separeerruimte bevindt.
[De waarnemend advocaat] belt voorafgaand aan het tijdstip van de zitting van 10.30 uur met de rechtbank Limburg om, onder aanbieding van haar excuses daarvoor, door te geven dat zij niet tijdig bij de mondelinge behandeling van de onderhavige zaak aanwezig kan zijn in verband met de uitloop van een andere mondelinge behandeling, waarbij zij aanwezig moet zijn in het gerechtsgebouw van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht. De rechter heeft na het verstrijken van het geappointeerde tijdstip voor de mondelinge behandeling van 10.30 uur daaropvolgend nog twee maal vanuit de GGZ-instelling telefonisch contact met [de waarnemend advocaat]. Desgevraagd geeft [zij] aan dat zij vanwege een hernieuwde schorsing van diezelfde mondelinge behandeling in het gerechtsgebouw van de rechtbank Limburg niet weet op welk tijdstip zij ter zitting aanwezig kan zijn. Op de suggestie van de rechter dat zij een collega in haar plaats zou kunnen laten optreden, geeft zij te kennen momenteel geen zorg te kunnen dragen voor een vervangende advocaat.
Na een wachttijd van ruim 60 minuten beslist de rechter betrokkene alsnog te zullen gaan horen buiten de aanwezigheid van een advocaat, nu deze nog steeds niet is verschenen. De rechter deelt in dit verband mee dat hij het niet verantwoord vindt om nog langer te wachten met het horen van betrokkene, nu het langdurig, reeds meer dan een uur, beschikbaar houden van de beide afdelingsartsen en een viertal verpleegkundigen, noodzakelijk om de veiligheid tijdens het verhoor in de separeerruimte te waarborgen, een ontwrichtende werking op het functioneren van de afdeling heeft.
De rechter houdt het verzoek voor.
[De arts in opleiding tot psychiater] verklaart – zakelijk weergegeven –:
Betrokkene is nog steeds floride psychotisch. Er is ook nu nog sprake van een hoog suïciderisico. Direct na opname van betrokkene bij Mondriaan leek het suïciderisico verminderd. Wij zien momenteel echter een toename van de ziektesymptomen bij betrokkene, mogelijk door zijn gevoel gevangen te zitten, zowel in zichzelf als op de afdeling. Betrokkene is zeer achterdochtig en heeft hierdoor geen vertrouwen in de behandeling. Gisteren ging het heel snel bergafwaarts. Wij hebben toen op de afdeling eerst ingezet op een zogenaamde één op één behandeling. Ook dit bleek niet mogelijk door de verheviging van de symptomen. Wij hebben daarom toen het besluit genomen om betrokkene in de separeerruimte te doen verblijven.
[De afdelingsarts] verklaart vervolgens:
De samenwerking met betrokkene is op dit moment minimaal. Hij weigert ook te eten en te drinken.
De rechter hoort betrokkene vervolgens in de separeerruimte.
De rechter geeft aan betrokkene te kennen dat zijn advocaat na een wachttijd van ruim een uur na het aanvangstijdstip niet is verschenen ter mondelinge behandeling en dat hij betrokkene daarom zal horen buiten aanwezigheid van zijn advocaat, nu nog langer blijven wachten niet langer verantwoord is.
Op de vraag van de rechter verklaart betrokkene:
Ik weet niet of ik contact heb gehad met mijn advocaat.
[De arts in opleiding tot psychiater] verklaart vervolgens:
Betrokkene heeft afgelopen zaterdag met zijn advocaat gesproken.
Betrokkene verklaart:
Ik wil naar huis. Vindt u dit menselijk?
De rechter doet daarop mondeling uitspraak en deelt mee dat de schriftelijke beschikking zo spoedig mogelijk zal volgen.
Betrokkene verklaart vervolgens:
Moet ik dan op deze plek blijven? Ik word gewoon door u overgedragen. Ik ben blijkbaar geen mens meer. Ik wil niet op deze plek blijven.”